A1: Laat in Iran niet je schoenzool zien!

1 / 19
volgende
Slide 1: Link
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Link

Wat betekent communicatie?

Slide 2 - Open vraag

Lees de tekst op blz. 320-321

Slide 3 - Tekstslide

Maak opdracht 1 t/m 5 (blz. 322)
timer
1:00

Slide 4 - Tekstslide

1a. Een docent die een schouderklopje geeft.
A
verbaal
B
non-verbaal

Slide 5 - Quizvraag

1b. Een dove die in gebarentaal spreekt met een andere dove.
A
verbaal
B
non-verbaal

Slide 6 - Quizvraag

1c. Een reclamebord langs de snelweg.
A
verbaal
B
non-verbaal

Slide 7 - Quizvraag

1d. Voormalig president Obama die een traantje wegpinkt bij een lied van Aretha Franklin.
A
verbaal
B
non-verbaal

Slide 8 - Quizvraag

Opdracht 2
Leg het grapje uit.

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 2
Fokke en Sukke breken het ijs: Een meisje studeert communicatie, de wetenschap die gaat over
het uitwisselen van informatie. Ze is echter stil en daarom zeggen Fokke en Sukke: ‘Zeg toch dan
wat!’

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 2
Leg het grapje uit.

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 2
Wat ben je stil …: De vrouw in het stripje vindt dat haar man zo stil is. De man praat niet, omdat
hij zijn non-verbale communicatie aan het oefenen is. Met non-verbale communicatie zend je
boodschappen zonder woorden uit.

Slide 12 - Tekstslide

3. Geef voorbeelden van non-verbale communicatie die volgens jou een goede indruk zullen achterlaten tijdens een sollicitatiegesprek.

Slide 13 - Woordweb

Opdracht 3
Bijvoorbeeld: een hand geven, iemand aankijken, vriendelijk kijken, glimlachen, rechtop
staan/zitten

Slide 14 - Tekstslide

4. Met je stem kun je uitdrukking geven aan je emotie. Op welke manieren?

Slide 15 - Woordweb

Opdracht 4
Bijvoorbeeld: toonhoogte, stemvolume (stemverheffing), spreektempo.

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 5
Met non-verbale communicatie kun je respect voor iemand uitdrukken. Noem drie verschillende manieren. 

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 5
Bijvoorbeeld: voor iemand buigen, iemand de hand schudden, gepaste afstand bewaren.

Slide 18 - Tekstslide

Maak opdracht 8 t/m 10 (blz. 323)

Slide 19 - Tekstslide