Herhalen grammatica zinsdelen t/m lijdend voorwerp

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g, vwo
• Leerjaar 1

 Grammatica zinsdelen

herhalen lesstof

NN7

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

Jolein is naar school komen lopen.

1. lopen
2. is
3. wie van jullie
4. komen

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

Met een rietje kan zij een liter water drinken binnen een minuut.

1. met een rietje
2. een minuut
3. kan
4. drinken

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

Waarom hebben jullie toch voor die oplossing gekozen?

1. waarom
2. jullie
3. hebben
4. gekozen

Wat is het onderwerp in de volgende zin?

Eva en Jasmijn werken samen aan een project.

1. Eva
2. een project
3. Eva en Jasmijn
4. Eva en Jasmijn werken

Wat is het onderwerp in de volgende zin:

Pieter loopt met zijn moeder en zusje door het park.

1. Pieter
2. met zijn moeder
3. zusje
4. door het park

Welk(e) werkwoord(en) is/zijn het werkwoordelijk gezegde?

Liselotte heeft een tekening gemaakt voor de juf.

1. Liselotte
2. heeft gemaakt
3. heeft
4. een tekening

Welk(e) werkwoord(en) is/zijn het werkwoordelijk gezegde.

De docent wiskunde legt de opdracht duidelijk uit.

1. legt uit
2. legt duidelijk uit
3. legt
4. wiskunde

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin?

De politie bracht de jongens naar het bureau.

1. naar het bureau
2. de politie
3. de jongens
4. geen

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin?

Bij de opening van de verbouwde school kregen alle leerlingen een aandenken.

1. een aandenken
2. bij de opening van de verbouwde school
3. alle leerlingen
4. geen