Werkwoordspelling in vogelvlucht

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 1,2

Werkwoordspelling

tegenwoordige tijd (tt)

gebiedende wijs

verleden tijd (vt)

voltooid deelwoord (vd)

bijvoeglijk naamwoord (bnw)

Tegenwoordige tijd

Inversie = verkeerde volgorde

Niet te verwarren met gebiedende wijs, maar het werkt wel hetzelfde, zie de volgende slide

We …………………. het antwoord te vinden op die vraag. (proberen)
Vul de tegenwoordige tijd in!

1. probeeren
2. proberen
3. probeerden
4. probeer

Het meisje ……………….. naar de hoge toren. (wijzen)
Vul de tegenwoordige tijd in!

1. wees
2. wijs
3. wijst
4. weest

De juffrouw …………………………… een kort verhaal. (vertellen)
Vul de tegenwoordige tijd in!

1. vertelt
2. verteld
3. vertellen
4. verteldt

Gebiedende wijs

1.     Het werkwoord staat altijd in de ik-vorm
2.     De zin begint altijd met een werkwoord
3.     De gebiedende wijs heeft geen verleden tijd: *Liep jij eens door!

…………………… nou eens even door! (lopen)
Vul de gebiedende wijs in

Verleden tijd

Alleen medeklinkers tellen mee, klinkers niet:

K o F S C H i P T a X i of ‘T  S e X y F o K S C H a a P

Komt de laatste letter voor in bovenstaand ezelsbruggetje   

 → Ja    + te(n)                                        → Nee    + de(n)

Gelukkig ……………………… alle deelnemers het eindpunt. (bereiken)
Vul zelf de juiste verleden tijd in.

1. bereiken
2. bereikden
3. bereikten
4. bereikdten

Mijn vriendin ……………. samen met mij. (reizen)
Vul de juiste verleden tijd in

1. reizde
2. reiste
3. reiszte
4. reisde

Wij …………….. naar de mensen langs de kant. (zwaaien)
Vul de juiste verleden tijd in

1. zwaaiden
2. zwaaien
3. zwaaiten
4. zwaaide

Voltooid deelwoord

Begint altijd met: -ge, -be of –ver

Uitzondering: het is al onderdeel van het werkwoord!

Bijvoorbeeld: gefietst, verdwaald, betogen, betwist, gehoord

Bijvoeglijk naamwoord

1. zegt iets over een zelfstandig naamwoord;
2.  schrijf je zo kort mogelijk op;
3.  bij sommige woorden komt er een –e bij

Bijvoorbeeld:

Het afgebrande huis. (afgebrand zegt iets over ‘het huis’)

wat is een zelfstandig naamwoord?

De laptop was ………….. (stelen)
Vul het bijvoeglijk naamwoord of voltooid deelwoord in

1. gestelen
2. gestolen
3. stelen
4. gestalen

Het ………………. meisje was weer gelukkig. (lachen)
Vul het bijvoeglijk naamwoord of het voltooid deelwoord in

1. lachend
2. lachente
3. lachende
4. lachent

Een ………………………. tornado heeft alles stuk gemaakt. (verwoesten)
Vul het bijvoeglijk naamwoord of het voltooid deelwoord in

1. verwoesten
2. verwoestte
3. verwoesden
4. verwoestende