H4 Loonbelasting

H4 Loonbelasting
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

H4 Loonbelasting

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 

Slide 2 - Tekstslide

Agenda
Hoofdstuk 4
Bespreken opgaven H3
Theorie H4
Maken opdrachten

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Opgaven H3

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Loonbelasting
De loon – en inkomstenbelasting worden beide geheven over het inkomen van natuurlijke personen.


In hoofdstuk 2 en 3 hebben wij gezien dat het loon voor de inkomstenbelasting onderdeel is van het inkomen uit werk en woning in box 1. Toch vindt de heffing van belasting over het loon primair plaats op basis van een speciale wet. 

Wet op de loonbelasting 1964 pagina 1524 wetboek




Slide 7 - Tekstslide


De loonbelasting fungeert in het systeem als voorbelasting op de inkomstenbelasting.
Wat de werknemer in een kalenderjaar aan loon heeft verdiend, moet hij opnemen in zijn aangifte inkomstenbelasting.


Het bedrag dat al aan loonbelasting is voldaan, zal met de aanslag inkomstenbelasting worden verrekend, om zo dubbele belasting te voorkomen.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

De heffing van de inkomstenbelasting vindt plaats op een andere manier dan die van de loonbelasting:



Inkomstenbelasting wordt door een belastingplichtige betaald nadat hij zijn aangifte heeft ingediend en de aanslag is vastgesteld.


Loonbelasting wordt ingehouden op het loon. Deze inhouding wordt verricht door een derde: de werkgever of een uitkeringsinstantie (de inhoudingsplichtige). De ontvanger van het loon heeft hier geen omkijken naar.

Slide 12 - Tekstslide

Artikel 1 Wet LB:
Onder de naam loonbelasting wordt (onder meer) van werknemers een directe belasting geheven (Waarom is dit een 'directe' belasting?) Omdat deze wordt gedragen door degene die haar betaalt. Dat wil zeggen dat je de belasting niet kunt afwentelen of doorberekenen aan een ander. Dit staat er dus los van dat de werkgever de LB al inhoudt en afdraagt.)


Artikel 2 Wet LB: 
Als werknemer voor de loonbelasting worden uitsluitend natuurlijke personen aangemerkt.


Slide 13 - Tekstslide

Het gaat hierbij onder meer om de volgende rechtsverhoudingen
(zie art. 2 Wet LB):
  • Een privaatrechtelijke (tussen burgers onderling) of publiekrechtelijke dienstbetrekking (tussen overheid en een burger).
  • Een vroegere privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking (b.v. pensioen).
  • Sociale verzekeringsuitkeringen. Deze inkomsten worden als loon aangemerkt,   b.v. WW en WWB (Participatiewet).

Slide 14 - Tekstslide

Inhoudingsplichtig
De werknemer ontvangt loon van zijn werkgever. De werknemer moet daarover belasting betalen en is dus de belastingplichtige.


De werkgever is verplicht op het loon de loonbelasting in te houden en af te dragen aan de Belastingdienst. De werkgever wordt dan ook de inhoudingsplichtige genoemd.


Bij sociale uitkeringen is de inhoudingsplichtige de instantie die de uitkering doet.

Slide 15 - Tekstslide

Het belastingobject: loon
Artikel 9 Wet LB e.v.:

Het voorwerp van de loonbelasting is het belastbaar loon.


Dit loon kan uit één of meer bronnen komen: het gaat om het gezamenlijk bedrag aan loon.


Er is een ruim loonbegrip in de wet opgenomen: al hetgeen door de werknemer wordt genoten, zowel uit tegenwoordige als uit vroegere dienstbetrekking

Slide 16 - Tekstslide

Het belastingobject 2
Onder het begrip loon vallen onder andere:
  • Het gewone loon
  • Vakantiegeld
  • Overwerkuren
  • Winstuitdelingen (tantièmes)
  • De dertiende maand
  • Loon in natura (geen geld, maar goederen, telefoon, sommige kleding die je ook privé kunt   dragen)
  • Privégebruik van een ter beschikking gestelde auto (leaseauto van de zaak)
  • Fictief loon van de directeur-grootaandeelhouder
  • Uitkeringen op grond van sociale verzekeringswetten

Slide 17 - Tekstslide

Loon in natura
Loon in de vorm van het verstrekken van goederen of het verlenen van diensten.


De waarde van het bovenstaande dient bij het loon te worden opgeteld.


Bepalend is de waarde die het goed in het economische verkeer heeft (b.v. bij een wasmachine de winkelwaarde).

Slide 18 - Tekstslide

Aftrekbare kosten of vrije vergoedingen
De werkgever mag de werknemer bepaalde uitgaven belastingvrij vergoeden, zoals (artikel 3.7 Uitvoeringsregeling LB 2011.):


  • Werkkleding (en dan ook echt werkkleding!) 
  • Vakliteratuur 
  • consumpties tijdens werktijd die geen deel uitmaken van de maaltijd, zoals frisdrank, koffie en thee
  • vervoer- en reiskosten voor zover een eigen vervoermiddel wordt gebruikt en de vergoeding niet hoger is dan € 0,19 per   kilometer
  • cursussen, congressen enzovoort, voor zover die strekken tot een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking
  • openbaarvervoerkosten kunnen onbelast vergoed worden als aangetoond wordt dat de werknemer daadwerkelijk met het openbaar vervoer heeft gereisd (artikel 3.9 Uitv.Reg. LB 2011)

Slide 19 - Tekstslide

Jaaropgave
Aan het begin van jaar moet de werkgever zorgen voor een jaaropgave;


Daarin staat het totaal van alle betalingen die de werkgever heeft gedaan, inclusief de afgedragen loonheffing.


De werknemer heeft de jaaropgave (o.a.) nodig bij het invullen van de aangifte inkomstenbelasting.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Maak de opdrachten van H4

Slide 24 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?
J

Slide 25 - Tekstslide

                                        vooruitblik
Vennootschapsbelasting en omzetbelasting 

Slide 26 - Tekstslide

Oefenen

Slide 27 - Tekstslide

Leerdoel 

Slide 28 - Tekstslide