Oefenen voor de toets Zintuigen

Oefenen voor de toets Zintuigen
Ik heb belangrijke informatie 'rood' geschreven. 
Ook staan in deze les alle belangrijke afbeeldingen die je dient te kennen. Wanneer je de leerstof van deze oefentoets kent, dan moet een voldoende zeker wel lukken. Veel fouten worden gemaakt door niet goed te lezen bij de toets, dus let daarop.
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefenen voor de toets Zintuigen
Ik heb belangrijke informatie 'rood' geschreven. 
Ook staan in deze les alle belangrijke afbeeldingen die je dient te kennen. Wanneer je de leerstof van deze oefentoets kent, dan moet een voldoende zeker wel lukken. Veel fouten worden gemaakt door niet goed te lezen bij de toets, dus let daarop.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thema Zintuigen
In het vorige thema hebben jullie geleerd dat er twee orgaanstelsels verantwoordelijk zijn om alles te regelen. 
Het hormoonstelsel werkt door middel van hormonen.
Het zenuwstelsel werkt door middel van electrische signalen, impulsen genoemd. 
Je hebt toen geleerd dat er drie verschillende zenuwcellen bestaan: gevoelszenuwcellen - bewegingszenuwcellen - schakelcellen. De gevoelszenuwcellen zijn aangesloten op de zintuigcellen. 

Door middel van onze zintuigen worden prikkels uit de omgeving waargenomen. Ieder zintuig is speciaal gevoelig voor een bepaalde prikkel: de ogen zijn gevoelig voor de prikkel licht. Licht is de adequate prikkel voor de ogen, zoals geurstof de adequate prikkel is waarvoor het reukzintuig speciaal gevoelig is, etc. 
Wanneer een prikkel sterk genoeg is, dan zal er in de zintuigcel een impuls ontstaan. Een electrisch signaal dat via zenuwen richting de grote hersenen gaat en daar verwerkt wordt. Er vindt dan bewustwording plaats. Wanneermensen bewusteloos zijn, dan worden er geen impulsen verwerkt in de grote hersenen. 


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zintuigstelsel
  • Alle zintuigen samen noemen we het zintuigenstelsel.

  • Een zintuig is een orgaan dat prikkels waarneemt




Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HOOFD
Ken de verschillen tussen de begrippen orgaan, zintuig, prikkel en waarneming. 


  • OGEN (orgaan) - Gezichtszintuig (zintuig) -  Licht (prikkel) - Zien (waarneming).

  • OREN - Gehoorzintuig - Geluid - Horen                                                           - Evenwichtsorgaan - Zwaartekracht - Balans

  • NEUS - Reukzintuig - Geurstoffen - Ruiken

  • TONG - Smaakzintuig - Smaakstoffen - Proeven





Het is belangrijk dat je de ligging weet aan te wijzen van de vijf zintuigen op een afbeelding.

Slide 4 - Tekstslide

HET IS BELANGRIJK DAT DE LEERLINGEN  HET VERSCHIL WETEN TE DUIDEN TUSSEN:

ORGAAN - ZINTUIG - ZINTUIGCEL - PRIKKEL - WAARNEMING
Sleep het zintuig naar het juiste orgaan.
oog
oor
tong
neus
huid
gehoorzintuig
licht- zintuig
smaak-zintuig
warmtezintuig
reuk-zintuig
tast-zintuig
pijn- zintuig

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

HUID
De huid is ons grootste orgaan en bevat verschillende zintuigcellen die verantwoordelijk zijn voor de waarneming VOELEN. Op de afbeelding zie je de verschillende prikkels die door de huid waargenomen kan worden.

ONTHOUDEN
  • Pijnpunten zijn losse uiteinden van zenuwcellen.
  • Tastzintuig (aanraking) ligt minder diep in de huid, dan het drukzintuig.
  • Er zitten overal in het lichaam zintuigcellen.


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar bevindt het tastzintuig zich in de huid?
A
Op dezelfde diepte als het drukzintuig
B
Dieper dan het drukzintuig
C
Minder diep dan het drukzintuig
D
Aan de oppervlakte van de huid

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn pijnpunten?
A
Kleine spieren die de huid kunnen bewegen
B
Losse uiteinden van zenuwcellen
C
Kleine gaatjes in de huid
D
Bacteriën die infecties veroorzaken

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van de huid?
A
Regeling van de lichaamstemperatuur
B
Waarneming van verschillende prikkels
C
Productie van hormonen
D
Opname van voedingsstoffen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

PRIKKEL - WAARNEMING - ZINTUIG - LIGGING
Je dient aan de hand van een gebeurtenis een aantal aspecten te kunnen benoemen welk prikkel waargenomen wordt; hoe de waarneming die plaatsvindt genoemd wordt; met welke zintuig de waarneming gebeurd; en de ligging van het zintuig..
 
GEBEURTENIS: Je houdt je hand dichtbij een vlam van een kaars.

  • de PRIKKEL is...
  • WARMTE
  • de WAARNEMING is...
  • VOELEN
  • het ZINTUIG is...
  • WARMTEZINTUIG
  • de LIGGING is...
  • IN DE HUID (orgaan)
En stel je hoort opeens in de verte een harde knal....

Slide 10 - Tekstslide

Dit is belangrijk ter voorbereiding op de toetsvragen. 

Welke prikkel hoort bij welk zintuig? Plaats het blauwe vakje in het juiste rode vakje.
Prikkel: 
Licht
Prikkel: 
Geur
Prikkel: 
Smaak
Prikkel: 
Geluid
Prikkel: 
Temperatuur, Pijn

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

NEUS
  • In de neusholte ligt het reukzintuig.

  • De wand van de neusholte is bekleedt met neusslijmvlies. Geurstoffen blijven plakken aan het neusslijmvlies. 

  • Geurstoffen worden opgevangen door de zintuigcellen die reukhaartjes hebben aan hun uiteinden die in het neusslijmvlies zitten.


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Smaakzintuig
Op onze tong zitten smaakpapillen.

Aan de zijkant van de smaakpapillen zitten de smaakknopjes.

De tong herkend vijf smaken:
zoet - zout - zuur - bitter - umami



Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Buitenkant
Geluiden zijn trillingen van lucht.

De oorschelp vangt geluidsprikkels op uit de omgeving.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Binnenkant
Geluid is gewoonweg trillende lucht. De prikkel geluid wordt uit de omgeving opgevangen door de oorschelpen. Daarna gaat de lucht door de gehoorgang richting het trommelvlies. De lucht laat het trommelvlies trillen. Achter het trommelvlies liggen de gehoorbeentjes die de trillingen doorgegeven krijgen via het trillende trommelvlies. De gehoorbeentjes zijn aangesloten op een dun vliesje van het slakkenhuis. De trillingen worden door het vliesje doorgegeven aan het slakkenhuis waar de gehoorzintuigcellen liggen. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gehoorschade
Langdurige of regelmatige blootstelling aan 80 decibel kan schade veroorzaken aan het trommelvlies of de gehoorzintuigcellen.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gezichtszintuig
Orgaan: ogen

Naam zintuig: gezichtszintuig


Waarneming: zicht/zien

Adequate prikkel = licht

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bescherming van het oog
  • Traanklieren: maken traanvocht.

  • Traanvocht : beschermt de ogen tegen uitdroging en spoelt kleine stofjes en prikkelende stoffen weg. 

  • Traanbuizen: voeren traanvocht af naar de neusholte. 


Slide 20 - Tekstslide

Koppeling klieren vorige thema: met of zonder afvoerbuis. 

Oog uitwendig
Wenkbrauwen: houden vocht en zweet uit de ogen.

Ooglid: verspreid traanvocht over de ogen.

Wimpers: beschermen de ogen tegen vuil en te fel licht.

Pupil: opening in de iris, waardoor licht verder in het oog komt. 

Irisvoortzetting van het vaatvlies aan de voorkant van de ogen.

Hoornvlies: de voortzetting van het harde oogvlies aan de voorkant van het oog en beschermd het oog.

Slide 21 - Tekstslide

Ik heb mijn muisaanwijzer fel groen gemaakt, zodat het makkelijker volgbaar en zichtbaar is voor de leerlingen wanneer ik tijdens een uitleg iets in het beeldscherm aan wil wijzen.

Door welk deel worden tranen afgevoerd?

Deze afbeelding is belangrijk!
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oog inwendig
Glasachtig lichaam: gevuld met geleiachtige massa. Helpt het netvlies op zijn plaats te houden. 

Netvlies: bevat zintuigcellen en zenuwcellen. Over het netvlies lopen bloedvaten.

Vaatvlies: bevat veel bloedvaten om het oog te voorzien van zuurstof en voedingsstoffen (voorkant oog iris)

Blinde vlek: plaats waar de uitlopers van zenuwcellen (oogzenuw) door het netvlies, het vaatvlies en het harde oogvlies of oogrok gaan. 

Gele vlek (fovea): plaats in het centrum  van het netvlies..

Slide 23 - Tekstslide

Ik vergelijk de functie van het glasachtig lichaam met de functie van de vacuole in planten en vooral schimmels. Het biedt stevigheid, meer weerstand en meer mogelijkheid tot structuur om in de cel een organisatie uit te voeren. Het is een koppeling met thema Organen en cellen en thema Evolutie (soorten van cellen). Door koppelingen te maken geef ik meer betekenis aan de leerstof.

Zo perfect is de creatie niet, want eigenlijk is het niet handig of praktisch dat er bloedvaten bovenop het netvlies liggen. Achter de bloedvaatjes zitten de licht- en kleurgevoelige gezichtszintuigcellen.
Werking van het oog
  • De lens van je oog is elastisch en kan van vorm veranderen. De lens kan platter en boller  worden.
  • Lichtstralen die in je oog aankomen worden gebroken: ze worden in een andere richting omgebogen. Lichtbreking in je oog gebeurt vooral door je hoornvlies en de ooglens.
  • De lens vormt een beeld op het netvlies. Dit beeld is omgekeerd en verkleind


Klik op afbeelding A en D om deze te vergroten.

Afbeelding D
Afbeelding A

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Vorm & Functie: lens en pupil
Onthouden:

De lens heeft te maken met het breken en verbuigen van lichtstralen om ervoor te zorgen dat het beeld op de juiste plaats op het netvlies terecht komt. Om dingen op een afstand te zien wordt de lens plat. Om dingen van dichtbij te zien wordt de lens boller. 

De pupil heeft te maken met de mate of hoeveelheid van het licht dat het oog binnenkomt. Wanneer er te veel licht is, dan worden de pupillen kleiner. Wanneer er weinig licht is, dan worden de pupillen groter. 



Slide 26 - Tekstslide

Eventjes goed de onderdelen aanwijzen!
Welke tekening in afbeelding 2 geeft voor deze omstandigheden zowel de lensvorm als de pupilgrootte juist weer. Je ziet in de verte een voorwerp, terwijl het donker is.
Vraag jezelf af:
Is de lens platter of boller met het zien van dingen die dichtbij zijn?
Is de pupil groter of kleiner wanneer er veel licht aanwezig is?
A
Tekening 1
B
Tekening 2
C
Tekening 3
D
Tekening 4

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Einde
Als jullie nu nog onduidelijkheden of vragen hebben, dan laat het mij weten via een mailtje.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies