Hoofdstuk 2 cellen 2.3 celmembranen en transport

Celmembranen en transport
Hoofdstuk 2, paragraaf 2.3
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Celmembranen en transport
Hoofdstuk 2, paragraaf 2.3

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Herhaling transport over de cel
  • Uitleg transport van water (osmose)
  • Op onderzoek uit... 

Slide 2 - Tekstslide

Vetten
Onderdeel celmembraan

Slide 3 - Tekstslide

Celmembraan
Fosfolipiden
Transporteiwitten



Slide 4 - Tekstslide

Laten we kijken naar een spiercel

Slide 5 - Tekstslide

Laten we kijken naar een spiercel
Kunnen samentrekken, kleiner en dikker worden door eiwitten in de cellen

Slide 6 - Tekstslide

Wat heeft een spiercel nodig?

Slide 7 - Tekstslide

Wat heeft een spiercel nodig?
  • Zuurstof 
  • Koolstofdioxide (uit de cel)
  • Glucose voor energie
  • Natrium en Calcium voor contractie
  • Vetten om celmembraan op te bouwen en als energiebron
  • Aminozuren voor opbouw eiwitten
  • Water 

Slide 8 - Tekstslide

Verschillende manieren om dit te transporteren

Slide 9 - Tekstslide

transport
  • passief transport: diffusie, water, zuurstof, koolstofdioxide
  • actief transport: geladen deeltjes (ionen), grotere moleculen
  • gefaciliteerd transport: type actief transport
  • endocytose: transport via membraanblaasjes de cel in
  • exocytose: transport via membraanblaasje de cel uit

Slide 10 - Tekstslide

Maak werkblad
timer
7:00

Slide 11 - Tekstslide

transport van water, een verhaal apart
Belangrijk proces in het lichaam van dieren/planten = OSMOSE

Osmose = diffusie van water door een semipermeabel membraan. Waarbij water verplaatst van een locatie met weinig opgeloste stoffen naar een plek met veel opgeloste stoffen. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

hypotonische oplossing
isotonische oplossing
hypertonische oplossing

Slide 14 - Tekstslide

Osmose in ons lichaam
met osmose reguleren we o.a bloeddruk, blijven we gehydrateert. Het houdt water en opgeloste stoffen in balans. 

Slide 15 - Tekstslide

Bij diabetes gaat er iets mis

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Osmose bij planten

Slide 18 - Tekstslide

osmotische waarde
  • hypertonisch : hogere concentratie opgeloste stoffen ten opzichte van een andere oplossing
  • isotonisch: dezelfde concentratie opgeloste stoffen als een andere oplossing
  • hypotonisch: lagere concentratie opgeloste stoffen ten opzichte van een andere oplossing


Slide 19 - Tekstslide

Wat is osmose?
A
Het passeren van een stof, bijv. zuurstof
B
Het passeren van een stof, bijv. water
C
Het passeren van de stoffen zuurstof en water
D
Het passeren van opgeloste stoffen

Slide 20 - Quizvraag

Hoe zat dat ook alweer met osmose? Dat is verplaatsing van...
A
water van een plek met een hoge naar een lage concentratie opgeloste deeltjes
B
water van een plek met een lage naar een hoge concentratie opgeloste deeltjes
C
stoffen van een plek met een hoge naar een lage concentratie
D
stoffen van een plek met een lage naar een hoge concentratie

Slide 21 - Quizvraag

Waar in een plantencel zit de vloeistof waar osmose vooral plaatsvind?
A
cytoplasma
B
celkern
C
vacuole
D
celmembraan

Slide 22 - Quizvraag

Een plantencel wordt in een hypertonische oplossing gelegd. Wat gebeurt er met deze cel?
A
de cel krimpt
B
de cel zwelt op
C
de cel verandert niet van vorm

Slide 23 - Quizvraag

Op onderzoek uit
Strooizout brengt schade aan planten. Ze worden bruin, dor en groeien niet meer goed. 
Hoe kan dat?

Planten passen zich bij kleine hoeveelheden aan. 
Hoe doen ze dat? 


Slide 24 - Tekstslide

Sommige planten profiteren van ons strooizout
Deens Lepelblad
Zilte rus

Slide 25 - Tekstslide

Ik vraag me af
  • Wat gebeurt er op celniveau als een plant aan hoge zoutconcentraties wordt blootgesteld?
  • Welke specifieke mechanismen gebruiken planten om zich aan te passen aan zoutstress?

  • Wat voor mechanismen hebben zoutplanten?

Slide 26 - Tekstslide

Passief
Actief
Kost energie
Zonder energie
Diffusie
Osmose
+ naar -

Slide 27 - Sleepvraag

Sleep de begrippen naar het juiste vak.
actief transport
passief transport
Kost geen energie
Kost energie
Endocytose
Exocytose
Diffusie
Osmose

Slide 28 - Sleepvraag

Drie reageerbuizen worden gevuld met oplossingen van keukenzout (NaCl) van verschillende concentraties. Buis 1 bevat een 0,1% NaCl-oplossing, buis 2 bevat een 0,9% NaCl-oplossing en buis 3 bevat een 1,5% NaCl-oplossing. In elk van deze buizen wordt een stukje van hetzelfde verse dierlijke weefsel ondergedompeld. De stukjes weefsel zijn allemaal even groot en rood van kleur. Voordat ze in de buizen zijn gedaan, zijn ze eerst goed afgespoeld totdat ze geen kleurstof meer afgeven. Na een half uur wordt het experiment beëindigd. De oplossing in buis 1 is licht rood geworden. De oplossingen in buis 2 en 3 zijn kleurloos gebleven.
Wat is de juiste verklaring voor het licht rood worden van de oplossing in buis 1?
A
De celwanden zijn kapot gegaan omdat de omgeving hypertonisch was
B
De cellen in het weefsel zijn kleiner geworden omdat er water uit de cel is gegaan.
C
In de cellen zijn (rode) chromoplasten ontstaan
D
De cellen zijn gesprongen omdat ze water hebben opgenomen.

Slide 29 - Quizvraag