Spreekwoorden en uitdrukkingen

Taal met een knipoog!
M. Samyn
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Taal met een knipoog!
M. Samyn

Slide 1 - Tekstslide

Bekijk de foto op de volgende dia.
Wat loopt er fout in deze situaties?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat loopt er fout in deze situaties?

Slide 4 - Open vraag

Een gesprekspartner vat de woorden letterlijk of figuurlijk op en begrijpt niet dat de andere de zaken soms letterlijk of figuurlijk bedoelt.
--> misverstand

Slide 5 - Tekstslide

Leg kort in eigen woorden uit wat het verschil is tussen figuurlijk en letterlijk taalgebruik.

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Zijn de onderstreepte woorden letterlijk of figuurlijk bedoeld?

Slide 10 - Tekstslide

Jef krijgt weer de schuld... Hij is dan ook altijd het
zwarte schaap.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 11 - Quizvraag


Je gezicht ziet helemaal rood. Komt het door de warmte of ben je grieperig?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 12 - Quizvraag


Volgende week trekken we naar Marokko. Mijn vrienden zien groen van jaloezie.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 13 - Quizvraag


Mijn handen jeuken na de afwas. Ben ik allergisch aan een product?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 14 - Quizvraag


Gezinnen met geldproblemen zien vaak zwarte sneeuw.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 15 - Quizvraag

We vinden figuurlijk taalgebruik ook in spreekwoorden en uitdrukkingen.

Slide 16 - Tekstslide

Lees de volgende tekst. 

Slide 17 - Tekstslide

Tom had een gat in zijn hand en gaf zijn geld uit zonder erbij na te denken. Al snel zat hij met de gebakken peren, want hij kon zijn huur niet meer betalen en stond op straat. Zijn vrienden probeerden hem te helpen, maar hij wilde geen water bij de wijn doen en bleef vasthouden aan zijn dure levensstijl.

Op een dag kreeg hij eindelijk een kans op een nieuwe baan, maar omdat hij geen kaas had gegeten van boekhouding, beet hij zijn tanden stuk op de test. Tot overmaat van ramp werd hij ook nog eens tegen de lamp gelopen toen hij probeerde een vriend om wat geld te vragen zonder zijn schuld terug te betalen.

Nu stond hij met de rug tegen de muur en moest hij toegeven dat hij zijn leven moest beteren. Misschien moest hij toch maar leren sparen, zodat hij de volgende keer op rozen zat in plaats van in de problemen!

Slide 18 - Tekstslide

In de volgende slides duid je het antwoord aan dat alle spreekwoorden/uitdrukkingen weergeeft in het tekstje.

Slide 19 - Tekstslide

Tom had een gat in zijn hand en gaf zijn geld uit zonder erbij na te denken. Al snel zat hij met de gebakken peren, want hij kon zijn huur niet meer betalen en stond op straat. Zijn vrienden probeerden hem te helpen, maar hij wilde geen water bij de wijn doen en bleef vasthouden aan zijn dure levensstijl.
A
'een gat in zijn hand', 'met de gebakken peren zitten', 'op straat staan', 'water bij de wijn doen'
B
'een gat in zijn hand', 'met de gebakken peren zitten', 'water bij de wijn doen', 'blijven vasthouden aan dure levensstijl'
C
'met de gebakken peren zitten', 'op straat staan', 'water bij de wijn doen', 'blijven vasthouden aan dure levensstijl'
D
'water bij de wijn doen', 'blijven vasthouden aan dure levensstijl'

Slide 20 - Quizvraag

Op een dag kreeg hij eindelijk een kans op een nieuwe baan, maar omdat hij geen kaas had gegeten van boekhouding, beet hij zijn tanden stuk op de test. Tot overmaat van ramp werd hij ook nog eens tegen de lamp gelopen toen hij probeerde een vriend om wat geld te vragen zonder zijn schuld terug te betalen.

A
'kans op een nieuwe baan','had geen kaas gegeten', 'zijn tanden stukbijten', 'tegen de lamp lopen'
B
'had geen kaas gegeten', 'zijn tanden stukbijten', 'tegen de lamp lopen', 'zonder zijn schuld terug te betalen'
C
'had geen kaas gegeten', 'zijn tanden stukbijten', 'tegen de lamp lopen'
D
'zijn tanden stukbijten', 'tegen de lamp lopen'

Slide 21 - Quizvraag

Nu stond hij met de rug tegen de muur en moest hij toegeven dat hij zijn leven moest beteren. Misschien moest hij toch maar leren sparen, zodat hij de volgende keer op rozen zat in plaats van in de problemen!
A
'met de rug tegen de muur', 'op rozen zitten'
B
'met de rug tegen de muur', 'op rozen zitten', 'in de problemen zitten'
C
'met de rug tegen de muur', 'leven moest beteren', 'op rozen zitten'
D
'met de rug tegen de muur', 'leren sparen', 'op rozen zitten'

Slide 22 - Quizvraag

Wat betekenen de volgende spreekwoorden/uitdrukkingen volgens jou?

Slide 23 - Tekstslide

Met de gebakken peren zitten

Slide 24 - Open vraag

Water bij de wijn doen

Slide 25 - Open vraag

Ergens geen kaas van hebben gegeten

Slide 26 - Open vraag

Op rozen zitten

Slide 27 - Open vraag

Ergens zijn tanden op stukbijten

Slide 28 - Open vraag