Hoofdstuk 7 - Soorten en relaties

7.2
Populatiegrootte- en dichtheid
Draagkracht
Plagen en exoten
Monocultuur
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

7.2
Populatiegrootte- en dichtheid
Draagkracht
Plagen en exoten
Monocultuur

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorige les
Wat weten we nog,.....

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een populatie?
A
Een boom
B
Verschillende dieren in een gebied
C
Een groep individuen vd zelfde soort in 1 gebied
D
Alles wat in een bepaald gebied leeft

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Populatie
  • Alle organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied
  • Populatiegrootte
  • Populatiedichtheid
  • Draagkracht

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de draagkracht van een ecosysteem?
A
Het aantal dieren in een bepaald gebied
B
De maximale populatiegrootte die een gebied kan onderhouden
C
Alle organismen in een bepaald gebied
D
De minimale populatiegrootte die een gebied kan onderhouden

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe groot is de draagkracht voor schapen?
A
1500 schapen
B
15 000 schapen
C
150 000 schapen
D
1 500 000 schapen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Monocultuur
  • Grote akker met 1 soort gewas
  • Makkelijk zaaien en oogsten
  • Chemische bestrijding
  • Bemesting
  • Ecologische of biologische landbouw
  • Klonen (ongeslachtelijke voortplanting)
  • Weefselkweek

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Noem 2 nadelen van een monocultuur.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Klonen en weefselkweek

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7.3 samenleven
leerdoelen:
Je leert welke verschillende vormen van langdurige relaties er tussen soorten zijn.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Symbiose
is een langdurig samenlevingsverband tussen organismen van twee verschillende soorten. 
Hierbij wordt de grootste partner de gastheer genoemd.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 drie vormen van symbiose:

  mutualisme, commensalisme en parasitisme.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mutualisme
hebben zowel de gast als gastheer voordeel.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Parasitisme 
heeft de gast duidelijk voordeel en de gastheer duidelijk nadeel.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

commensalisme
Een organisme heeft voordeel en het andere organisme heeft geen voordeel en geen nadeel dit noem je commensalisme

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Commensalisme
ik: 



chauffeur:

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 19 - Quizvraag

zuigvissen eten restjes voedsel van de walvis
Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 21 - Quizvraag

de vogel eet parasieten uit de bek van de krokodil
Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat ga je doen?
zijn er nog vragen over 7.2?
lezen en maken 7.3 


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is symbiose en hoe heten de 3 vormen van symbiose?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De maretak (mistletoe) leeft op bomen en neemt voedingsstoffen en water op van de boom. De boom verliest hierdoor zijn bladeren.
Wat voor type symbiose is dit?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

7.4
Mimicry
Voedselrelaties

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

leerdoelen 7.4
aan het eind van deze les kun je uitleggen:
wat mimicry is
wat een habitat en een ecosysteem is
predator-prooi relatie is en hoe ze elkaar in evenwicht houden

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor worden organismen niet gegeten?
Mimicry: lijken op een ander 
(giftig) dier
camouflage:
schutkleur

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Habitat
  • de levensomgeving van plant /schimmel /dier/bacterie.
  • Bij planten ook standplaats genoemt ipv habitat.
  • plaats  =  de plek in een ecosysteem waar een organisme leeft

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

predator-prooirelatie:
prooi wordt opgegeten door de predator.
schuil-en nestplaatsen:
in de boom kunnen eekhoorns schuilen en vogels nesten maken.
concurrentie:
dieren voeden met hetzelfde
epifytisme:
ene plant leeft op de andere plant


Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dieren kunnen voorkomen dat ze worden opgegeten door mimicry. Wat houdt mimicry in?
A
Dat dieren de kleuren van hun omgeving hebben om niet op te vallen
B
Dat dieren zich verstoppen onder grote rotsen of bladeren zodat ze niet gezien worden
C
Dat dieren lijken op gevaarlijke dieren zodat roofdieren ze niet durven aanvallen
D
Dat dieren een hard geluid maken om soortgenoten te lokken voor grotere overlevingskans

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

 ecosystemen
Grote en kleine ecosystemen:
De aarde als geheel
Een bos, Eén enkele boom

- wisselwerking tussen abiotische en biotische factoren
- ecosystemen lopen in elkaar over, door migratie. (verplaatsen van zaden bijvoorbeeld)

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

predator-prooirelatie
Prooi en predator zijn in dynamisch evenwicht 
predator eet vooral de zwakke en zieke dieren.
Weinig prooi > minder predators
Veel prooi > meer predators
 (BINAS 93D2)

Bij verstoringen, bijvoorbeeld een brand of klimaatverandering, verandert het evenwicht
Prooi loopt voor op predator

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn altijd meer predatoren dan prooien in een predator-prooirelatie.
A
waar
B
niet waar

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Parasitisme is een voorbeeld van een predator-prooirelatie
A
Juist
B
Onjuist

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hiernaast zie je een diagram van een prooi-predator-relatie. Wie is de predator?
A
Heidewants
B
Lieveheersbeestje

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is epifytisme?
A
Een plant die leeft op een dier
B
Een schimmel die leeft op een plant
C
Een plant die op een andere plant leeft
D
Een schimmel die leeft op een dier

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat ga je doen?
lezen en maken par 7.4

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij een dynamisch evenwicht...
A
Neemt de populatiegrootte predatoren af, en blijft de populatiegrootte voor prooien gelijk
B
Neemt de populatiegrootte prooien af, en blijft de populatiegrootte van predatoren gelijk
C
Nemen populatiegroottes van predatoren en prooien beide toe en af over lange periode
D
Blijven de populatiegroottes van predatoren en prooien gelijk over een lange periode

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het habitat van een konijn is ...
A
De dieren die een konijn eet en wordt gegeten.
B
Alle dieren in het voedselweb van bos.
C
Het ecosysteem van een konijn.
D
Een grasland, heide met kruiden.

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7.5
Voedselketen en voedselweb
Herbivoor, omnivoor, carnivoor
Heterotroof en autotroof
Producent en consument

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedselweb
  • Maak een voedselweb met de aanwezige organismen
    - Spitsmuis is carnivoor, huismuis is omnivoor
    - Konijn is een te grote prooi voor de slang
  • Schrijf twee voedselketens op: 1 met de slang als consument van de derde orde en 1 met de slang als consument van de tweede orde

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Biotische en abiotische factoren, tolerantie
  • Wetenschappelijke naam, ordening soorten
  • Populatiegrootte en populatiedichtheid, draagkracht
  • Exoten en plagen
  • Monocultuur, chemische bestrijding, bemesting, klonen, weefselkweek
  • Symbiose
  • Mimicry, predator-prooirelatie, dynamisch evenwicht
  • Habitat en ecosysteem
  • Producent en consument, herbivoor, omnivoor en carnivoor, heterotroof en autotroof
  • Voedselweb en voedselketen, trofische niveaus

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


A
Consumenten 1ste orde
B
Consumenten 2de orde
C
Reducenten
D
Consumenten 1ste en 2de orde

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Cacaoplant en endofyten
B
Cacaoplant en Phytophtera
C
Phytophtera en endofyten
D
Tomatenplant en Phytophtera

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Geen van beide
B
Verklaring I
C
Verklaring II
D
Verklaring I en II

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies