H3d Theme 3

Friday 27 November 2020
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Friday 27 November 2020

Slide 1 - Tekstslide

Plan

  • Vocabulary
  • Grammar
  • Homework

Slide 2 - Tekstslide

Translate:
accomplice
A
handlanger
B
prestatie
C
gecompliceerd
D
getuige

Slide 3 - Quizvraag

Translate:
on parole
A
aan het paraderen
B
parade
C
een overtreding maken
D
voorwaardelijk

Slide 4 - Quizvraag

Translate:
court
A
veld
B
rechtbank
C
baan
D
kort

Slide 5 - Quizvraag

Translate:
beboeten
A
punish
B
fine
C
lawsuit
D
offence

Slide 6 - Quizvraag

Translate:
onderzoeken
A
searching
B
investigation
C
investigate
D
offence

Slide 7 - Quizvraag

curiosity
request
rent
rob
crime spree
misdaadgolf
beroven
verzoeken
nieuwsgierigheid
huur

Slide 8 - Sleepvraag

Relative clauses

Slide 9 - Tekstslide

Relative clauses/Betrekkelijke bijzin

who - bij mensen
which - bij dieren en dingen 
that - personen, dieren, dingen
that = informeler dan who/which
that gebruik je NOOIT tussen 2 komma's


Slide 10 - Tekstslide

For example:
He is the doctor who helped my grandmother.

This is the car which was involved in an accident.

There goes the girl that looks like Alice.

Can I leave out 'who', 'which' or 'that'? 

Slide 11 - Tekstslide

When can I leave out who or which? 
  • het al duidelijk is om wie of wat het gaat
  • het voornaamwoord niet op het onderwerp slaat
  • er een voornaamwoord achter staat

The flowers (which) he gave me were beautiful.
Here is the hat (that) I bought in New York.

Slide 12 - Tekstslide

Soms geeft een bijzin alleen extra informatie.
Je gebruikt dan nooit that, maar altijd who of which.

Franklin, who is my nephew, is younger than I am.

This bank, which is quite old, is hard to break in.

Slide 13 - Tekstslide

Je kunt who en which samen met voorzetsels gebruiken, deze staan meestal achteraan in de bijzin.

The village (which) I lived in has really changed.

The owner (who) the police had talked to, was afraid.

Slide 14 - Tekstslide

Het voorzetsel kan ook vooraan in de bijzin staan, dat is formeler. in dit geval verandert who dan soms in whom.

The owner to whom the police had talked, was afraid.

Slide 15 - Tekstslide

Let op!
Het woordje whose geeft bezit aan.

The man whose car was stolen was on the news.

Marvin, whose bike was stolen had to walk home.

Slide 16 - Tekstslide

Let's practice!

Slide 17 - Tekstslide

We had spaghetti ... is my favorite meal, for dinner last night.
A
whom
B
whose
C
which
D
who

Slide 18 - Quizvraag

Welke 2 betrekkelijke voornaamwoorden horen bij personen?
A
who and that
B
who and which
C
which and whom
D
whose and who

Slide 19 - Quizvraag

He is a famous architect ... designs won an international award last year.
A
who
B
which
C
that
D
whose

Slide 20 - Quizvraag

Thomas Edison is the man ... invented the light bulb.
A
who
B
which
C
that
D
whose

Slide 21 - Quizvraag

He is the consultant ... advice I rely on.
A
whose
B
who
C
that
D
whom

Slide 22 - Quizvraag

My mother, ... is 70 years old, has just retired.
A
whose
B
who
C
that
D
which

Slide 23 - Quizvraag

Homework


Do exercises: 8, 9, 11, 12
Study: BCD + Stones 7 + Grammar E

Slide 24 - Tekstslide