herhaling begrippen 3.1
1 / 14
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
De Tijd van Monniken en Ridders is:
A
van 500-1000
B
van 1000-1500
C
hetzelfde als de Vroege Middeleeuwen
D
hetzelfde als de Late Middeleeuwen
Slide 2 - Quizvraag
Hoe heet het volk wat in deze periode erg machtig werd?
A
Franken
B
Afrikanen
C
Friezen
D
Germanen
Slide 3 - Quizvraag
Wie liet zich kronen tot keizer?
A
Frank de Kleine
B
Karel de Grote
C
Paus Benedictus
D
De monnik Willibrord
Slide 4 - Quizvraag
Waarom liet Karel zich kronen tot keizer?
Slide 5 - Open vraag
Wat is geen geestelijke?
A
Monnik
B
Non
C
Priester
D
Boer
Slide 6 - Quizvraag
Wat doen geestelijken vooral?
A
Werken en vechten
B
Bidden en vechten
C
Bidden en werken
D
Bidden en slapen
Slide 7 - Quizvraag
Geestelijken
Edelen
Priester
Hertog
Graaf
Monniken
Nonnen
Keizer
Slide 8 - Sleepvraag
Nonnen en monniken leven in een
A
Huis
B
Kasteel
C
Klooster
D
Op straat
Slide 9 - Quizvraag
Karel de Grote stuurde monniken op pad om mensen Christelijk te maken
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Deze monniken werden soms beschermd door ridders, waarom?
Slide 11 - Open vraag
Wat is een horige?
A
Vrije boer
B
Half-vrije boer
C
Non
D
Priester
Slide 12 - Quizvraag
Sleep de onderstaande stellingen over horigen naar het vak waar ze thuishoren.
Juist
Onjuist
Horigen waren boeren die hun land afstonden aan rijke heren in ruil voor bescherming.
Horigen beschermden de heren tegen plunderende bendes. In ruil daarvoor mochten ze op het landgoed van de heer wonen.
Horigen konden van de heer een stuk grond pachten. Als pacht (huur) moesten zij een deel van de oogst afstaan.
Horigen waren vrij om te gaan wonen waar ze maar wilde en om te trouwen met wie ze wilde.
Horigen moesten klussen doen voor de heer, zij moesten bijvoorbeeld het land bewerken en reparaties aan wegen verrichten.
Slide 13 - Sleepvraag
Karel de Grote
Edelen
Ridders
Horigen
Graafschap
Hertogdrom
