HS 2 Woordenschat; figuurlijk taalgebruik

HS 2 Woordenschat
Figuurlijk taalgebruik
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

HS 2 Woordenschat
Figuurlijk taalgebruik

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen:
  • Je weet het verschil tussen letterlijk en figuurlijk
  • Je weet wanneer iets letterlijk of figuurlijk bedoeld wordt. 

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg: letterlijk - figuurlijk taalgebruik
  • Letterlijk taalgebruik
    - je zegt/schrijft precies wat je bedoelt
    Bijvoorbeeld: Ik ben verliefd


  • Figuurlijk taalgebruik
    - je zegt/schrijft iets wat je niet letterlijk bedoelt
    vb. Ik heb vlinders in mijn buik

Slide 3 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik wordt letterlijk genomen.

Slide 4 - Tekstslide

Quiz
  • Weet jij het onderscheid te maken tussen letterlijk en figuurlijk? 

Slide 5 - Tekstslide

Met figuurlijk taalgebruik bedoel je precies wat er staat.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van figuurlijk taalgebruik
A
Het zag zwart van de mensen
B
Ik vond het maar een mager cijfer
C
Mijn moeder zegt dat ik dat niet moet doen
D
Dat is niet iets om over naar huis te schrijven

Slide 7 - Quizvraag

Hij vat de koe bij de hoorns.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 8 - Quizvraag

De tandarts zei dat ik goed had gepoetst.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 9 - Quizvraag

Hij is beresterk!
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 10 - Quizvraag

Hij staat met z'n mond vol tanden
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 11 - Quizvraag

Ik heb een wond aan mijn hoofd.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 12 - Quizvraag

Over Henks veter struikelen
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 13 - Quizvraag

De tandarts voelde Mark aan zijn tand.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 14 - Quizvraag

Onder de boom lag een dode mus.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 15 - Quizvraag

Ik stond al de hele dag te wachten!

A
Figuurlijk
B
Letterlijk

Slide 16 - Quizvraag

Eindelijk komt de aap komt uit de mouw
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 17 - Quizvraag

Wat is letterlijk en wat is figuurlijk?
[1] Ik ben een mens van vlees en bloed
[2] Een druppel in de oceaan
[3]Onherkenbaar in de golven
[4]Een korrel zand in de woestijn
[5]Zo slokt de menigte mij op
[6] En raak ik telkens weer bedolven





Slide 18 - Tekstslide

Ook hier, wat is letterlijk en wat figuurlijk?
[1]Verborg de pijn door steeds te lachen
[2]Iemand moest het doen
[3]Sterk zijn, er is geen ruimte voor een zwakte
[4]En alles komt goed (Goed, goed, goed)
[5]Is wat ik zei en droeg de lasten
[6]Eén blik was genoeg (Noeg, noeg, noeg)
[7]Want jij kent de man achter het masker

Slide 19 - Tekstslide

Wat nemen jullie mee van vandaag? Wat hebben jullie geleerd? Of vind je nog iets moeilijk?

Slide 20 - Open vraag