Zij, hen en hun

Zij, hen en hun
Met deze les leer je
zij
hen
hun
correct te gebruiken in een zin.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Zij, hen en hun
Met deze les leer je
zij
hen
hun
correct te gebruiken in een zin.

Slide 1 - Tekstslide

Zij, hen en hun
Je moet weten
persoonlijke voornaamwoorden
bezittelijke voornaamwoorden
voorzetsels

Slide 2 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden
Deze woorden voeren de werkwoorden in de zin uit.
Woorden voor:
personen
dieren
dingen
planten

Slide 3 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden
ik
jij

hij zij
wij
jullie
zij

Slide 4 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden
ik --> mijn
je --> jouw
hij --> zijn
zij --> haar
u --> uw
wij--> ons , onze
jullie --> jullie
zij --> hun

Slide 5 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
ik
mijn, mij
jij
jouw, jou
hij
zij
zijn
haar
u
uw
wij
ons
jullie
jullie
zij
hun

Slide 6 - Tekstslide

Is dit .... horloge?

Slide 7 - Open vraag

Is dit ... tekst?

Slide 8 - Open vraag

Voorzetsels

Slide 9 - Tekstslide

Welk voorzetsel?

Slide 10 - Open vraag

Welk voorzetsel?

Slide 11 - Open vraag

Je weet nu 
Persoonlijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden
Voorzetsels

Slide 12 - Tekstslide

hun en hen
Zij --> persoonlijk voornaamwoord --> werkwoord
Hun --> bezittelijk voornaamwoord --> hun horloge
Voorzetsel --> Hen
van hen
door hen
van hen
aan hen

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link