NN7 - Grammatica §1 - Herhaling leerjaar 1HV

NN7 - Grammatica §1 - Herhaling leerjaar 1HV
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

NN7 - Grammatica §1 - Herhaling leerjaar 1HV

Slide 1 - Tekstslide

Bij de vraagproef is het eerste werkwoord de persoonsvorm.
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Voor de persoonsvorm kunnen meerdere zinsdelen staan.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

In elke zin staat een onderwerp.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Delen van een scheidbaar werkwoord horen ook bij het werkwoordelijk gezegde.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Het meewerkend voorwerp komt voor bij werkwoorden die iets te maken hebben met ‘vertellen’ of met ‘geven’.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Een zin kan één, geen of meer bijwoordelijke bepalingen bevatten.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Welke zin is op de juiste manier in zinsdelen verdeeld?
A
De familie Verdouw / bewaart / alle / Donald Ducks
B
De familie Verdouw / bewaart / alle Donald Ducks

Slide 8 - Quizvraag

Welke zin is op de juiste manier in zinsdelen verdeeld?
A
Wat / is / het nut van wespen?
B
Wat is / het nut / van wespen?

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?
De film Indiana Jones and the Last Crusade is voor een deel in Jordanië opgenomen.

Slide 10 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm?
Vroeger waarschuwden kanaries de kolenmijnwerkers voor gevaarlijke gassen.

Slide 11 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm?
Wat eten de hotelgasten vanavond na hun excursie naar de piramiden?

Slide 12 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
De film Indiana Jones is voor een deel in Jordanië opgenomen.

Slide 13 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
Vroeger waarschuwden kanaries de kolenmijnwerkers voor gevaarlijke gassen.

Slide 14 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
Wat eten de hotelgasten vanavond na hun excursie naar de piramiden?

Slide 15 - Open vraag

Heeft de zin een lijdend voorwerp?
Bij de bibliotheek kun je ook e-boeken lenen.
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quizvraag

Heeft de zin een lijdend voorwerp?
Een middagje magneetvissen levert bijzondere vondsten op.
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quizvraag

Heeft de zin een lijdend voorwerp?
Ieder jaar verdwijnt zo'n 2 miljoen voedsel in de vuilnisbak.
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quizvraag

Heeft de zin een lijdend voorwerp?
Op een omgevallen boomstam zie je vaak de mooiste paddenstoelen.
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

Is het grote zinsdeel in de zinnen een meewerkend voorwerp?
Guusje laat AAN HAAR VRIENDIN ANNE een TikTokvideo zien.
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quizvraag

Is het grote zinsdeel in de zinnen een meewerkend voorwerp?
Basisschool De wegwijzer doneert EDUKANS 1000 euro.
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quizvraag

Is het grote zinsdeel in de zinnen een meewerkend voorwerp?
Het pakketje heeft de bezorger VOOR DE VOORDEUR gelegd.
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quizvraag

Is het grote zinsdeel in de zinnen een meewerkend voorwerp?
Zou het gras AAN DE OVERKANT groener zijn?
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quizvraag

Is het grote zinsdeel in de zinnen een meewerkend voorwerp?
Die kruiswoordpuzzel blijkt VOOR OMA te moeilijk.
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quizvraag

Is het grote zinsdeel in de zinnen een meewerkend voorwerp?
Tjibbe legde ONS de spelregels van het bordspel Pandemic uit.
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quizvraag

Ga nu naar de digitale methode online en maak de twee opdrachten die ik heb klaargezet in de planning.
Let op:
pv = persoonsvorm
ow = onderwerp
wg = werkwoordelijk gezegde
lv = lijdend voorwerp
mv = meewerkend voorwerp
bwb = bijwoordelijke bepaling

Slide 26 - Tekstslide