5H P2 Schrijfvaardigheid

Welkom terug!
Wat gaan we doen deze les?

  • Uitleg werkwijzer Periode 1 -> Zet direct je naam erop en neem de werkwijzer iedere les mee!
  • Uitleg SE en CSE
  • Literatuur -> je leest dit jaar drie boeken, tijdens de toetsweek in P3 doe je mondeling examen over alle gelezen boeken uit jaar 4 en 5.
  • Vraag je nagekeken literatuurdossier terug van je docent Nederlands van vorig jaar!
Vandaag boek naar keuze bestellen/lenen! Zie leeslijsten op Magister of vraag je docent om advies!

Volgende week ma 16 sept. heeft IEDEREEN het nieuwe leesboek mee! 

Tip: zie www.boekwinkeltjes.nl of Marktplaats
Tip: Zoek je literatuurdossier van jaar 4 op en houd je digitale bestand goed bij (af en toe mailen naar jezelf)





1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom terug!
Wat gaan we doen deze les?

  • Uitleg werkwijzer Periode 1 -> Zet direct je naam erop en neem de werkwijzer iedere les mee!
  • Uitleg SE en CSE
  • Literatuur -> je leest dit jaar drie boeken, tijdens de toetsweek in P3 doe je mondeling examen over alle gelezen boeken uit jaar 4 en 5.
  • Vraag je nagekeken literatuurdossier terug van je docent Nederlands van vorig jaar!
Vandaag boek naar keuze bestellen/lenen! Zie leeslijsten op Magister of vraag je docent om advies!

Volgende week ma 16 sept. heeft IEDEREEN het nieuwe leesboek mee! 

Tip: zie www.boekwinkeltjes.nl of Marktplaats
Tip: Zoek je literatuurdossier van jaar 4 op en houd je digitale bestand goed bij (af en toe mailen naar jezelf)





Slide 1 - Tekstslide

P1 - SE Schrijfvaardigheid

Schoolexamen Schrijfvaardigheid telt mee voor 40% van je SE (schoolexamen)

De overige 60% wordt bepaald door het SE Probleemoplossende discussie in periode 2 (40%) en het SE Leesvaardigheid in periode 3 (10%)

In week 14 (31 mrt t/m 4 apr) kun je speciale examentrainingen volgen

Examencijfer bestaat uit 50% SE en 50% CSE (Centraal schriftelijk examen in mei)



Slide 2 - Tekstslide

Wk 37: Schrijfvaardigheid 

Bedenk voor morgen drie mogelijke onderwerpen waarover je twee gedocumenteerde teksten kunt schrijven, namelijk:

1. Betoog (waarderende tekstsoort) overtuigen door standpunten onderbouwd met argumenten
2. Uiteenzetting (feitelijke tekstsoort) informeren over een verschijnsel/gebeurtenis, deze uiteenzetten, uitleggen en interpreteren

Schrijfdossier inleveren wk 42. 
Compleet? Zelf kiezen betoog óf een uiteenzetting schrijven voor SE Schrijfvaardigheid. Je maakt 1 schrijfplan.
Niet compleet? Docent kiest voor jou op de toets. Je maakt 2 schrijfplannen.


Slide 3 - Tekstslide

Uiteenzetting - Betoog
Een uiteenzetting is een objectieve informatieve tekst, die tot doel heeft om de lezer over een bepaald onderwerp te informeren en daarbij uitleg te verschaffen.
Net als iedere tekst is een uiteenzetting opgebouwd uit een inleiding, middenstuk en slot. Welke informatie waar wordt gegeven hangt af van de gekozen tekststructuur. Bij een vraag-antwoordstructuur wordt bijvoorbeeld de vraag in de inleiding gesteld, vindt de beantwoording plaats in het middenstuk en wordt in het slot een samenvatting of conclusie gegeven. 

Een uiteenzetting verschilt in meerdere opzichten van een betoog, want hierbij staat de mening, ofwel het subjectieve karakter centraal. Het expliciet geven of laten doorschemeren van een mening komt in een uiteenzetting nooit voor.

Met een betoog probeert iemand anderen te overtuigen van zijn mening d.m.v. voor- en tegenargumenten, subargumenten en weerleggingen. In een betoog vermijd je dus vraagzinnen!


Slide 4 - Tekstslide

HB 2 Onderwerp & hoofdgedachte (p. 56-57)
Huiswerk maken OB 2 p.34-35 opdr. 3, 5, 9

Onderwerp = woord of woordgroep die aangeeft waar de tekst over gaat (geen zin).

Bijv: vleesconsumptie

Hoofdgedachte = een mededelende zin die het belangrijkste weergeeft wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd (geen vraag!). 
Bijv: Nederlanders zouden iets minder vlees moeten eten.

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg uiteenzetting - betoog
Bouwplan

Slide 6 - Tekstslide

HB 3 Tekstsoorten (p. 58-59)
Huiswerk: OB 3 p. 38-39 opdr. 1, 2, 3,  6

Tekstdoel
: b.v. informeren, amuseren, activeren, instrueren, overtuigen (wat is het doel van de schrijver?) werkwoord!
Tekstsoort: verhalend, feitelijk en waarderend: b.v. betoog, uiteenzetting, verhaal, oproep, rapport 
Tekstvorm: b.v. strip, roman, gebruiksaanwijzing, reclame, recensie, ingezonden brief

Voorbeeld:
tekstdoel: informeren - tekstsoort: uiteenzetting - tekstvorm: krantenartikel

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdgedachte
  • Het belangrijkste wat de schrijver vertelt over een onderwerp noem je de hoofdgedachte. Dit is één zin (en nóóit een vraag)
  • Onderwerp en hoofdgedachte vind je vaak op voorkeursplaatsen, zoals in de titel, inleiding en slot (conclusie-samenvatting).
  • Deelonderwerpen vind je in de alinea's (soms aangegeven met tussenkopjes)

Slide 8 - Tekstslide

HB 4 Inleiding, kern, slot (p. 60-61)
Huiswerk OB 4 (p. 42-45) maken opdr. 2 t/m 5, 10, 11
                
Uiteenzetting: 
- Titel -> dekkend, strekkend, pakkend
- Inleiding -> structuurduiding (= vooruitblik), aandachtstrekker, introductie onderwerp
- Kern -> vier alinea's over vier verschillende deelonderwerpen (iedere alinea bevat een bron)
- Slot -> samenvatting en uitsmijter (met een lusje)

Betoog: 
- Titel -> dekkend, strekkend, pakkend
- Inleiding -> aandachtstrekker, introductie onderwerp, je standpunt
- Kern -> drie alinea's ieder met een hoofdargument, subargument en bron EN de vierde alinea met een tegenargument, subargument, weerlegging en bron
- Slot -> conclusie, samenvatting en uitsmijter (met een lusje)

Slide 9 - Tekstslide

HB 6 Alinea's en verbanden (p. 64-65)
Huiswerk: OB 6 (p. 50) opdr. 2

- Je kunt met behulp van signaalwoorden verschillende teksverbanden in een tekst herkennen en begrijpen.


- Je kunt een alinea schrijven met daarin signaalwoorden, de kernzin en een passende tussenkop.



Slide 10 - Tekstslide

HB 6 TEKSTVERBANDEN

Signaalwoorden zorgen ervoor dat woorden, zinnen en alinea's met elkaar samenhangen.


Functiewoorden geeft expliciet de functie van een alinea of zin aan (zie OB p. 242-243)



Slide 11 - Tekstslide

Oriëntatie op jouw onderwerp
Opdracht (8 min.)

  • Schrijf alle onderwerpen op die jou interesseren en kies daar één uit waar je zowel een betoog als een uiteenzetting over kunt schrijven.
  • Maak een mindmap
  • Verzamel thuis minimaal vier betrouwbare bronnen en neem die mee op papier de volgende les.
  • Neem vlg. week een map mee voorzien van jouw naam en klas. 
timer
8:00

Slide 12 - Tekstslide

HB 5 Tekststructuren (p. 62-63 ) 
Huiswerk OB 5 p. 46-47 opdr. 1, 2, 7, 8
Naam
Inleiding
Kern
Slot
 Aspectenstructuur
onderwerp
aspecten van onderwerp
samenvatting

Vraag-antwoordstructuur
vraag
mogelijke antwoorden
samenvatting / beste antwoord
Verleden-heden-toekomststructuur
onderwerp
situatie vroeger 
situatie nu
conclusie / 
toekomstverwachting
Voor-en-nadelen-structuur
vraag of stelling
voordelen
nadelen
afweging / conclusie
Argumentatiestructuur
stelling
(tegen)argumenten
weerleggingen
conclusie / stelling
Verklaringsstructuur
verschijnsel
kenmerken/voorbeelden
oorzaken/verklaringen
conclusie / meest waarschijnlijke verklaring
Probleem-oplossingsstructuur
probleemstelling
beschrijving, oorzaken, gevolgen en oplossingen
beste oplossing

Slide 13 - Tekstslide

Wk 38: HB 5 Tekststructuur (p.62-63)
OB 5 (p.46-47) maken opdr. 1, 2, 7, 8

Maak in je uiteenzetting duidelijk in de inleiding welke tekststructuur je gaat gebruiken, dit is afhankelijk van je onderwerp. Een paar voorbeelden:
  • ChatGPT -> voor- en nadelenstructuur (wat zijn de voor- en nadelen gevolgd door conclusie)
  • Telefoonverbod op school -> probleem- oplossingsstructuur Let op: valkuil bij probleem- oplossingsstructuur is dat je je mening geeft, dit hoort niet in een uiteenzetting ('Dit is dus de beste oplossing')
  • Fomo -> verleden-heden-toekomststructuur (vroeger: geen social media, heden: continue informatiestroom door Insta-Snapchat-TikTok, toekomst: hoe ver gaat dit?)
  • Heftige regenval en overstromingen nemen toe -> verklaringsstructuur (hoe komt dit, redenen, oorzalen, gevolgen, verklaring?)


  • Betoog -> is altijd een argumentatiestructuur

Slide 14 - Tekstslide

8. Bronnenonderzoek (p. 68-69)
- Zoekend en kritisch lezen
- Zoektermen -> kernbegrippen – synoniemen
- Betrouwbaar -> Wikipedia – kwaliteitskranten- is de auteur deskundig?
- Informatie over dinosaurussen: Blog van hobbyist? Website van een vooraanstaande paleontoloog of de website van Naturalis?
- Commercieel belang, actueel en bijgewerkt? 
- Sneeuwbalmethode -> via hyperlinks en bibliografie (bronvermelding) vind je meer bronnen over hetzelfde onderwerp

Slide 15 - Tekstslide

9. Bronvermelding (p. 70-71)
Maken: OB 9 opdr. 1 t/m 4, 8, 9 (p.62)

- Erkenning en repliceerbaarheid
- Plagiaat 
- Citeren - 'letterlijk overnemen van de oorspronkelijke tekst'
- Parafraseren - idee van een ander samenvatten in je eigen woorden


Slide 16 - Tekstslide

Wk 38: Schrijfplan uiteenzetting (zie werkwijzer)
Onderwerp
Hoofdgedachte
Tekstdoel - informeren
Tekstvorm - uiteenzetting
Tekststructuur - 1. verklarend of 2. vraag-antwoord of 3. verleden-heden

Titel
Inleiding 
Vier alinea's - per alinea een bron
Slot

Slide 17 - Tekstslide

Van bouwplan tot tekst
Les 3: schrijf deel 1 van de eerste versie van je uiteenzetting. Iedereen schrijft!

De docent neemt al het werk (dat jij in jouw map verzamelt) in na iedere les .

Laat je onderwerp door de docent goedkeuren!

Slide 18 - Tekstslide

Wk 39: - uiteenzetting schrijven, laten beoordelen en herschrijven
- Les 1: schrijf deel 2 van de eerste versie van je uiteenzetting en rond het af.
- Les 2: iedereen krijgt feedback van twee klasgenoten op zijn uiteenzetting aan de hand van de controlevragen (zie bijlage werkschema).
- Les 3: herschrijven uiteenzetting aan de hand van de feedback.

De docent neemt al het werk (dat jij in jouw map verzamelt) in na iedere les .

Slide 19 - Tekstslide

Wk 40: afronden uiteenzetting, eerste versie betoog schrijven
Les 1: afronden tweede versie uiteenzetting.
Let op: zowel de kladversie, als de feedback, als de netversie moet in je schrijfdossier dat je inlevert bij je docent!

Les 2: schrijfplan maken en start schrijven eerste versie van jouw betoog
Les 3: verder met eerste versie betoog (probeer af te ronden!)

Slide 20 - Tekstslide

Wk 40: HB 19 Overtuigen
Huiswerk: Lezen: HB 19 Overtuigen (p.102-103) Maken: OB 19 opdr. 3, 5, 6, 7, 11, 12, 13 (p. 94-95)

Retorica
= 'kunst van de welsprekendheid'
  
Standpunt -> je mening, visie, opvatting, conclusie, stelling, claim waarvan je de ander wil overtuigen
De Spaanse Costa's zijn ideale vakantiegebieden.
Argumenten -> uitspraken die jouw mening of standpunt ondersteunen (signaalwoorden: omdat, want, aangezien, immers)
...omdat de zon er altijd schijnt.
Subargument  -> verduidelijking en verklaring van het hoofdargument
Ik word er lekker bruin en daardoor voel ik me fitter en zie ik er beter uit.
Tegenargument -> uitspraak die laat zien dat een stelling/standpunt onjuist of minder aanvaardbaar is
Het is maar wat je ideaal noemt, het trekt veel te veel toeristen aan en je hebt daardoor geen plek voor jezelf op het strand.
Weerlegging -> hiermee ontkracht je een argument
Te druk? Dat is alleen in het hoogseizoen, als je in het laagseizoen gaat, heb je het hele strand voor jou alleen.

Slide 21 - Tekstslide

Standpunt - argument
Hoe onderscheid je het standpunt van de argumenten? Met de want/dus-proef

(Standpunt), want (argument)
Ik stop ermee, want ik heb genoeg huiswerk gemaakt vandaag.

(Argument), dus (standpunt)
Ik heb genoeg huiswerk gemaakt vandaag, dus ik stop ermee.

Slide 22 - Tekstslide

Betoog
1. Vul je schrijfplan in voor het betoog, gebruik hiervoor je mindmap.
2. Schrijf de inleiding (aandachtstrekker, introductie onderwerp, jouw stelling, vooruitblik naar de kern)
3. Kern bestaande uit 3 alinea's ->per alinea behandel je een argument, de laatste alinea is een tegenargument met een weerlegging
 * Alle argumenten sluiten aan op de stelling en worden onderbouwd met een subargument (incl. feiten en/of cijfers EN de bron)
4. Het slot bevat een conclusie (herhaal de stelling), een korte samenvatting van de hoofdargumenten, uitsmijter en evt. lusje naar de inleiding.

Denk om signaalwoorden en schrijf geen vraagzinnen! 

De docent neemt al het werk (dat jij in jouw map verzamelt) in na iedere les .

Slide 23 - Tekstslide

Wk 41: Formuleren en stijl
- HB 11 Begrijpelijk formuleren p. 74-75: zinslengte, kern bij elkaar
- Maken uit OB 11 opdr. 1, 2 en 5 (p.70-71)

- HB 12 Nauwkeurig formuleren p. 76-77: vragen van de lezer, onnauwkeurige teksten, lege woorden, verwijzingen Maken uit OB 12 opdr. 1, 2 en 6 (p.74-75)

- HB 14 Aantrekkelijk formuleren p.80-81: zinsbouw en zinslengte/woordkeuze
- Maken uit OB 14 opdr. 1, 3 en 5 (p. 82-83)

- Herhaal ook de spellingregels zo nodig

Slide 24 - Tekstslide

Wk 41: 
Les 1: afronden betoog, feedback uitwisselen met twee klasgenoten a.d.h.v. de controlevragen (zie werkwijzer)

Slide 25 - Tekstslide