2.3 Het bloedvatenstelsel

Lesplanning 01-10
Bespreken HW-opdrachten
Herhaling bs 2.2
Uitleg 2.3 (1e deel) 
Maken opdrachten 2.3: 26 t/m 33 
(HW voor maandag: 26 t/m 43, 36 niet) 
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Lesplanning 01-10
Bespreken HW-opdrachten
Herhaling bs 2.2
Uitleg 2.3 (1e deel) 
Maken opdrachten 2.3: 26 t/m 33 
(HW voor maandag: 26 t/m 43, 36 niet) 

Slide 1 - Tekstslide

Thema 2
Transport

B3
Het bloedvatenstelsel

Slide 2 - Tekstslide

Herhalen BS 2
  1. Je kunt de delen van een hart noemen met hun functies en kenmerken.
  2. Je kunt de werking van het hart beschrijven en de relatie tussen bouw en werking uitleggen.
1
1
2
2

Slide 3 - Tekstslide

Sleep de onderdelen naar het hart!
Rechterboezem
Rechterkamer
Linker
boezem
Linkerkamer

Slide 4 - Sleepvraag

Wat is de functie van de AV-knoop?
A
Hier ontstaan de impulsen die het hart laten samentrekken
B
Deze vangt de impulsen vanaf de boezems op en stuurt ze door
C
Deze zorgt ervoor dat de boezems de tijd krijgen om goed leeg te persen
D
Deze zorgt ervoor dat de boezems samentrekken

Slide 5 - Quizvraag

Volgorde van samentrekking van het hartspierweefsel.
stap 1
stap 2
stap 3
bundel van His
AV-knoop
sinusknoop

Slide 6 - Sleepvraag

De "P" in het ECG zegt iets over:
A
De AV knoop
B
De herstelfase
C
De kamers die samentrekken
D
De sinusknoop

Slide 7 - Quizvraag

met een ECG meet je de
A
spiersamentrekkingen van de boezems
B
spiersamentrekkingen van de kamers
C
de elektrische activiteit van het hart
D
de bloeddruk in de hartruimten

Slide 8 - Quizvraag

dit ECG is van iemand in rust, -hoe verandert dit ECG bij inspanning?
A
de afstand P-R neemt toe
B
de afstand R-T neemt toe
C
de afstand T-P neemt toe
D
piek P en piek R worden hoger

Slide 9 - Quizvraag

Lesplanning 01-10
Bespreken HW-opdrachten
Herhaling bs 2.2
Uitleg 2.3 (1e deel) 
Maken opdrachten 2.3: 26 t/m 33 
(HW voor maandag: 26 t/m 43, 36 niet) 

Slide 10 - Tekstslide

Thema 2: Transport
Basisstof 3:
Het bloedvatenstelsel

Slide 11 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kent de functies en kenmerken van aders, slagaders en haarvaten en kunt de relatie tussen bouw en werking uitleggen.
  2. Je kunt zuurstofgehalte, stroomrichting en verloop van bloeddruk en stroomsnelheid in de delen van het bloedvatenstelsel toelichten.

Slide 12 - Tekstslide

Typen bloedvaten
Slagader / arterie
  • Dikke, elastische wand
  • van glad spierweefsel
  • Vertakt in arteriolen

Haarvat / capillair
  • enkele cellaag dik

Ader / venen
  • Dunne wand
  • kleppen
  • Vertakken in venulen
Binas 84C2

Slide 13 - Tekstslide

(Ader)kleppen
Laten het bloed in één richting stromen

Zodat het niet door de zwaartekracht terugstroomt naar de organen

Slide 14 - Tekstslide

Vernauwen en verwijden
Dankzij de spierlaag in (slag)aders kunnen deze vernauwen (vasoconstrictie) en verwijden (vasodilatatie).
Dit om bijvoorbeeld de lichaamstemperatuur of de bloeddruk te regelen
Vasoconstrictie
Vasodilatatie

Slide 15 - Tekstslide

Haarvaten
  • Bij de organen vertakken de slagaders in haarvaten 
  • In de wand van de haarvaten zitten kleine openingen.
  • De cellen in de wand van een haarvat laten weefselvloeistof (bloedplasma) en witte bloedcellen door.

Slide 16 - Tekstslide

Naamgeving van bloedvaten



Van hart (af) naar nier = nierslagader




Van nier naar hart (toe) = nierader
Binas 84A

Slide 17 - Tekstslide

De wand van een slagader is ...
De bloeddruk in een slagader is ...
A
Dik en Hoog
B
Dik en Laag
C
Dun en Hoog
D
Dun en Laag

Slide 18 - Quizvraag

De meeste slagaders zijn
A
Zuurstofrijk
B
Zuurstofarm

Slide 19 - Quizvraag


Slagaders hebben aderkleppen.
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 20 - Quizvraag

Welke is de holle ader?
A
2
B
1
C
4
D
7

Slide 21 - Quizvraag

Een ader...
A
Vervoert bloed naar het hart toe
B
Vervoert bloed van het hart weg
C
Bevat meestal zuurstofrijk bloed
D
Bevat meestal zuurstofarm bloed

Slide 22 - Quizvraag

Haarvaten hebben:
A
De dikste wand
B
Een dikke wand, maar niet de dikste.
C
Een wand die uit 1 cellaag bestaat.
D
Geen wand.

Slide 23 - Quizvraag

Hoe dik is een haarvat?
A
Zo dik als een haar
B
Zo dik als één cel
C
Zo dik als een slagader
D
Zo dik als een vinger

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de functie van een haarvat
A
Zuurstof en voedingsstoffen naar de cellen overbrengen
B
Koolstofdioxide en afvalstoffen van de cellen afvoeren
C
Zuurstof en voedingsstoffen van de cellen afvoeren
D
Koolstofdioxide en afvalstoffen naar de cellen overbrengen

Slide 25 - Quizvraag

Waardoor verlaat aan het begin van een haarvat, vocht het haarvat?
A
Osmotische druk
B
Filtratie
C
Resorptie
D
Bloeddruk

Slide 26 - Quizvraag

wat kun je zeggen over de hoeveelheid bloed die een haarvat instroomt en die een haarvat uitstroomt?
A
er stroomt meer in dan uit
B
er stroomt evenveel in als uit
C
er stroomt minder in dan uit

Slide 27 - Quizvraag

Lesplanning 01-10
Bespreken HW-opdrachten
Herhaling bs 2.2
Uitleg 2.3 (1e deel) 
Maken opdrachten 2.3: 26 t/m 33 
(HW voor maandag: 26 t/m 43, 36 niet) 

Slide 28 - Tekstslide

Lesplanning 02-10

Herhaling bs 2.3 1e deel
Uitleg 2.3 (2e deel) 
Maken opdrachten 2.3: 26 t/m 43 
(HW voor maandag: 26 t/m 43, 36 niet) 

Slide 29 - Tekstslide

bloeddruk 120/80
120= Bovendruk                             80= onderdruk


Slide 30 - Tekstslide

Bloeddruk
De bloeddruk isdruk van bloed tegen de wanden van bloedvaten

Hoge druk bij samentrekken kamers (bovendruk / systolische druk)
Laag tijdens de hartpauze (onderdruk / diastolische druk)

Bovendruk
Onderdruk

Slide 31 - Tekstslide

Atherosclerose
Atherosclerose ook wel slagaderverkalking is het gevolg van het afzetten van cholesterol tegen de wand van het bloedvat.

Kan leiden tot trombose (verstopping door bloedprop) en infarcten (afsterven cellen door zuurstoftekort)

Slide 32 - Tekstslide

Hoge bloeddruk
  • stress
  • roken
  • overgewicht
  • zout
Langdurige hoge bloeddruk beschadigt de wanden van de slagaders!

Slide 33 - Tekstslide

Bloeddruk en stroomsnelheid
1. Er is te zien dat de bloeddruk afneemt tijdens het stromen van het bloed door de slagaders via de haarvaten naar de aders. 
2. Verband stroomsnelheid bloed en totale doorsnede bij de verschillende typen bloedvaten.
3. Stroomsnelheid bloed is het laagst in haarvaten maar de totale doorsnede van dit type is het hoogst.

Binas 84E1

Slide 34 - Tekstslide

Regeling van de bloeddruk

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Vergelijk de aorta met de longslagader.

De bloeddruk in de aorta is .......... de bloeddruk in de longslagader
A
gelijk aan
B
hoger dan
C
lager dan

Slide 37 - Quizvraag


De bloeddruk wordt gemeten in een
A
Armader, onderdeel van de kleine bloedsomloop.
B
Armslagader, onderdeel van de kleine bloedsomloop
C
Armader, onderdeel van de grote bloedsomloop.
D
Armslagader, onderdeel van de grote bloedsomloop

Slide 38 - Quizvraag

Wat is de bloeddruk?
A
Druk die het bloed uitoefent in een haarvat
B
Druk van bloed op wanden van slagaders
C
Druk van bloed op alleen de linkerkamer
D
Bloed dat heel veel energie heeft

Slide 39 - Quizvraag

Een bloeddruk van 120/80 is een gezonde bloeddruk
A
onjuist
B
juist

Slide 40 - Quizvraag

Vlooien zuigen bloed
Vlooien bijten hun slachtoffers om bloed op te zuigen uit de haarvaten.
Vanwege welk verschil tussen haarvaten, aders en slagaders zijn haarvaten voor vlooien het meest geschikt om bloed uit op te zuigen?

A
De bloeddruk in haarvaten is lager dan die in aders en slagaders.
B
De stroomsnelheid van het bloed in haarvaten is lager dan die in aders en slagaders.
C
De wand van haarvaten is dunner dan die van aders en slagaders.
D
De zuurstofconcentratie in haarvaten is hoger dan die in aders en slagaders.

Slide 41 - Quizvraag

De tijd die verloopt tussen het moment waarop bij de mens een bloedcel de rechterkamer verlaat en het moment waarop deze aankomt in de linkerboezem is over het algemeen kort. De tijd die verloopt tussen het moment waarop een bloedcel de linkerkamer verlaat en het moment waarop deze aankomt in de rechterboezem is over het algemeen lang.

Waardoor wordt dit tijdsverschil veroorzaakt?
A
door verschil in stroomsnelheid van het bloed
B
door verschil in bloeddruk
C
door verschil in hoeveelheid bloed
D
door verschil in weglengte

Slide 42 - Quizvraag

Bij een grotere gezamenlijke diameter van de bloedvaten, wordt de stroomsnelheid van het bloed..
A
Hoger
B
Lager
C
Blijft gelijk

Slide 43 - Quizvraag

Van verschillende bloedvaten van de grote ​ bloedsomloop
van de mens worden de volgende ​gegevens verzameld:​
1) de stroomsnelheid vh bloed ,​ 2) de hoeveelheid elastische
vezels in de wand​ 3) de permeabiliteit van de wand ​
4) de bloeddruk in deze bloedvaten.​
Met welke letter wordt het diagram weergegeven
waarin​ de stroomsnelheid van het bloed​ staat?
A
Diagram P
B
Diagram Q
C
Diagram R
D
Diagram S

Slide 44 - Quizvraag

Lesplanning 02-10

Herhaling bs 2.3 1e deel
Uitleg 2.3 (2e deel) 
Maken opdrachten 2.3: 26 t/m 43 
(HW voor maandag: 26 t/m 43, 36 niet) 

Slide 45 - Tekstslide

Wat vind je lastig/moeilijk?

Slide 46 - Open vraag