Starttaal vooraf thema 2 hoofdstuk 4

Hoofdstuk 4: taalverzorging 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4: taalverzorging 

Slide 1 - Tekstslide

Wat leren wij deze les? 
  • Je leert wat werkwoorden zijn 
  • Je leert werkwoorden te herkennen in een zin 

Slide 2 - Tekstslide

Sleep alle werkwoorden naar "Werkwoorden" en alles wat geen werkwoord is naar "Geen werkwoord".
Werkwoorden
(links)
Geen werkwoord
(rechts)
huis
rode
verhuizen
hebben
zijn
hond

Slide 3 - Sleepvraag

Schrijf 1 werkwoord op

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Video

Mijn moeder heeft een blessure aan haar schouder.
Wat is het werkwoord in zin?
A
moeder
B
heeft
C
blessure
D
schouder

Slide 6 - Quizvraag

Wel een werkwoord (LINKS)
niet een werkwoord (RECHTS)
Fietsen
Huilen
Zijn 
Harry 
Computer
Lezen

Slide 7 - Sleepvraag

Opdracht 1 en 2 maken
  • We kijken samen nog naar de uitleg in het boek op blz. 114/115
  • Maak opdracht 1 en 2 op blz. 115 t/m 117 

Slide 8 - Tekstslide

Noem 3 bijzondere werkwoorden

Slide 9 - Open vraag

Wat leren wij deze les? 
  • Je leert wat de tegenwoordige tijd is
  • Je leert wat de verleden tijd is 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

De tegenwoordige tijd geeft aan dat iets nu gebeurt.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

De verleden tijd geeft aan dat iemand iets al heeft gedaan.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Tegenwoordige tijd 
Een werkwoord in de tegenwoordige tijd geeft aan wat iets of iemand nu doet of wat er nu gebeurt. 

Joshua ligt in het ziekenhuis. 
De appels glimmen in het zonlicht. 

Wie kan er een zin maken met iets wat er nu gebeurt?

Slide 14 - Tekstslide

Verleden tijd 
Een werkwoord in de verleden tijd geeft aan wat iets of iemand al heeft gedaan of wat er al gebeurd is. Dat kan heel lang geleden zijn, maar ook een minuut.

Joshua lag in het ziekenhuis. 
De appels glommen in het zonlicht. 
Wie kan er een zin maken in de verleden tijd? 

Slide 15 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd
(links)
Verleden tijd
(rechts)
ik werd 
 hij kookt 
ik gaf
 zij leert

Slide 16 - Sleepvraag

Aan de slag
  • Pak je werkboek erbij. We kijken samen naar de opdrachten. 
Zelfstandig of liever samen? 

  • Lees eerst uitleg 2 op bladzijde 117 en 118  
Maak opdracht 3 en 4 bladzijde 118, 119 en 120 

Slide 17 - Tekstslide

Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll