Beeldspraak 2v

Goedemorgen V2

week 15
les 1  oefentoets Lezen H4 
les 2 beeldspraak H1
les 3 beeldspraak H2
Planning tot de meivakantie:
             
week 16
les 1  vrij->2de paasdag
les 2 toets leesvaardigheid
les 3 beeldspraak herhalen

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Goedemorgen V2

week 15
les 1  oefentoets Lezen H4 
les 2 beeldspraak H1
les 3 beeldspraak H2
Planning tot de meivakantie:
             
week 16
les 1  vrij->2de paasdag
les 2 toets leesvaardigheid
les 3 beeldspraak herhalen

Slide 1 - Tekstslide

Beeldspraak
Lesdoel: aan het einde van de les kan ik meerdere vormen van beeldspraak herkennen in een tekst. 
vergelijking, metafoor, personificatie

Slide 2 - Tekstslide

Woordenschat - beeldspraak
Waarom gebruiken we beeldspraak? 

Hoe doen we dat?

Slide 3 - Tekstslide

Vergelijking

Slide 4 - Tekstslide

Vergelijking
We vergelijken twee zaken met elkaar. Een object en een beeld.

Zijn auto lijkt wel een wrak.
Haar hond leek wel een misvormde alien

Slide 5 - Tekstslide

Metafoor

Slide 6 - Tekstslide

Metafoor
Er worden weer twee zaken met elkaar vergeleken. Maar: bij een metafoor wordt het object niet genoemd.

De nieuwe docent kwam aanrijden in zijn oude wrak.

Slide 7 - Tekstslide

Personificatie

Slide 8 - Tekstslide

Personificatie
Een levenloos ding krijgt eigenschappen van een levend wezen. 

Stofdeeltjes dansten door de lucht.

Slide 9 - Tekstslide

Metonymie

Slide 10 - Tekstslide

Metonymie
Je zegt niet rechtstreeks wat je bedoelt, maar gebruikt een woord dat ermee te maken heeft. Je noemt een deel van het geheel. 
-Even de koppen tellen. (je bedoelt de leerlingen)
-Ik zou wel een Rembrandt willen hebben (je bedoelt een schilderij van Rembrandt)

Slide 11 - Tekstslide

'Je brief glimlachte me toe'
Dit is een:
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie

Slide 12 - Quizvraag

De laatste loodjes wegen het zwaarst.

Dit is een:
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie

Slide 13 - Quizvraag

De hockeydames wonnen goud op de Spelen.
Dit is een...
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie

Slide 14 - Quizvraag

Deze les is net zo leuk als een bezoek aan de Efteling.
Dit is een:
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie

Slide 15 - Quizvraag

Na regen komt zonneschijn.

Dit is een
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personicatie
D
Metonymie

Slide 16 - Quizvraag

Het leven is als een doos bonbons.

Dit is een
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie

Slide 17 - Quizvraag

Wij hebben een Herman Brood boven de bank hangen.
Dit is een:
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie

Slide 18 - Quizvraag

Spreekwoorden zijn altijd metaforen. Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Bij een metafoor is altijd sprake van een beeld en een object. Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Moskou reageert fel op de kritieken.

Dit is een:
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personicatie
D
Metonymie

Slide 21 - Quizvraag

De toekomst lacht ons toe.

Dit is een:
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personicatie
D
Metonymie

Slide 22 - Quizvraag

Welk onderdeel of onderwerp van deze les vond het lastigst?

Slide 23 - Open vraag

En dan nu aan de slag.
Maak voor de volgende les:
Woordenschat H1 opdracht 1 , 2, 4 en 5 


Slide 24 - Tekstslide