Oefenen met Taal

Doorstroom toets Taal
In deze les staan 30 vragen die je voor bereiden op de taaltest. De vragen zijn gebaseerd op spelling, woordenschat, grammatica en begrijpend lezen.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Doorstroom toets Taal
In deze les staan 30 vragen die je voor bereiden op de taaltest. De vragen zijn gebaseerd op spelling, woordenschat, grammatica en begrijpend lezen.

Slide 1 - Tekstslide

In welke zin is het woord in hoofdletters fout gespeld?
A
Bente heeft het aan haar moeder GEVRAAGD.
B
Hij SLOEG de spijker op zijn kop.
C
Mirthe had een goed RAPORT.
D
Het onderwerp ruimtevaart wekt zijn INTERESSE.

Slide 2 - Quizvraag

In welke zin is het woord in hoofdletters fout gespeld?
A
Carolien weet PRECIES wat zij wil.
B
Flappie heeft een mooi KONIJNENHOK.
C
De kikker maakte een REUZESPRONG.
D
De voetbalfinale was erg SPANNEND.

Slide 3 - Quizvraag

Welk woord is fout geschreven?
A
Wacht
B
Kragt
C
Macht
D
Chaos

Slide 4 - Quizvraag

Welke zin is fout geschreven?
A
De regen klettert tegen de ramen.
B
Dat is een zielig hondje.
C
Het gras moet gemaait worden.
D
Hij bluft tegen zijn vrienden.

Slide 5 - Quizvraag

Bij welke persoonsvorm ontbreekt de t?
A
Vind hij?
B
Vind ik?
C
Vind jij?
D
Ik vind.

Slide 6 - Quizvraag

Vraag 5: Welk werkwoord is fout gespeld?
A
Doe de groeten aan je opa en oma.
B
De appel valt niet ver van de boom.
C
De kinderen hebben in de zandbak gespeeld.
D
Gisteren schrijft de krant een stukje over de inbraak.

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord is fout geschreven?
A
Finisch
B
Magisch
C
Fantastisch
D
Hectisch

Slide 8 - Quizvraag

Hij keerdden het boek drie keer om.
Wat ga je veranderen aan het woord keerdden?
A
keerdden wordt keerden
B
keerdden wordt keerde
C
keerdden wordt keerdde
D
niets, het is goed geschreven

Slide 9 - Quizvraag

Welke bijvoeglijk naamwoord is fout geschreven?
A
Het gespeelde spel.
B
De genoten opleiding.
C
Het geweegde zakje drop.
D
De gebruikte batterij.

Slide 10 - Quizvraag

Welke persoonsvorm in de verleden tijd is goed?
A
Hij zoekte de schat.
B
Hij zond een brief.
C
Hij winde de prijs.
D
Hij vechtte met zijn vriendje.

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord is fout gespeld?
A
Salades
B
Trofeeën
C
Skies
D
Clubs

Slide 12 - Quizvraag

Welk woord is fout geschreven?
A
De zon SCHIJNT de hele dag.
B
De wond doet erg PIJN.
C
Hij SCHRIJFT de brief.
D
Die wolf LIJDT de roedel.

Slide 13 - Quizvraag

Waarom zal de man waarschijnlijk een zendertje hebben gekregen?
A
Omdat hij gekozen was voor een experiment.
B
Omdat hij eerder was veroordeeld tot elektronisch huisarrest.
C
Omdat hij dat zelf aan de politie had gevraagd.
D
Iedereen in Engeland heeft een zendertje.

Slide 14 - Quizvraag

Lees: een appartement t/m bewoner.
Wat kun je het beste doen met de komma tussen "binnen" en "en"?
A
Zo laten staan.
B
De komma achter 'en' plaatsen.
C
De komma voor binnen plaatsen.
D
De komma weglaten.

Slide 15 - Quizvraag

Hoe kun je "De politie had hem echter al snel te pakken, zo meldt de Daily Mail" anders schrijven?
A
De politie had hem niet snel te pakken, zo meldt de Daily Mail.
B
Maar de politie had hem snel te pakken, zo meldt de Daily Mail.
C
De politie heeft hem nog niet te pakken, zo meldt de Daily Mail.
D
Hij was te snel voor de politie, zo meldt de Daily Mail.

Slide 16 - Quizvraag

Uit de gegevens bleek dat de inbreker in het appartement was geweest.
Welke gegevens zullen dit geweest zijn?
A
Gegevens van zijn zendertje.
B
Gegevens van de buurvrouw van het appartement.
C
Gegevens uit boeken.
D
Gegevens uit het appartement gehaald, zoals vingerafdrukken.

Slide 17 - Quizvraag

Wie heeft dit stuk geschreven?
A
De Daily Mail
B
Hans Blommaert
C
De politie
D
De inbreker

Slide 18 - Quizvraag

Vraag 27: Welk woord zegt het meest over de betekenis van: consternatie?
A
Concentreren
B
Verstopping
C
Opschudding
D
Raadplegen

Slide 19 - Quizvraag

Vraag 28: Welk woord is het tegengestelde van: overhellen?
A
Schuin hangen.
B
Ondersteboven hangen.
C
Tegen elkaar hangen.
D
Recht hangen.

Slide 20 - Quizvraag

Vraag 29: Wat is een ander woord voor: geslepen?
A
Schandalig
B
Berekenend
C
Lacherig
D
Vervelend

Slide 21 - Quizvraag

Vraag 30: In WO II verbleven de joden onder.......omstandigheden in het kamp.
A
schrijnende
B
geweldige
C
schadelijke
D
lastige

Slide 22 - Quizvraag