Startopdracht
Ik wordt – ik word
Dat je me naar huis vergezeld – dat je me naar huis vergezelt
Opdracht 1
hele werkwoord ik-vorm hij/zij/het
werken werk werkt
verbazen verbaast verbaast
stoppen stop stopt
worden word wordt
verven verf verft
Opdracht 2
1 ik nodig uit
2 ik stel aan
3 ik nies
4 ik val mee
5 ik was
6 ik doe mee
Opdracht 3
1 Mijn zus surft de hele avond rond op internet.
2 Vind jij het heel erg dat Hanne niet op jouw appjes reageert?
3 Een gazelle graast gemiddeld achttien uren per dag.
4 Joop verbaast zich over de onverschillige houding van zijn vriend, als hij een slecht cijfer voor Nederlands krijgt.
5 Fietst jouw broertje alleen in het donker naar huis?
6 Het spel van Ajax moet nog heel wat verbeteren.