Les 4: verschillende eters en tandformule

Les 4: verschillende eters en tandformule
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 4: verschillende eters en tandformule

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
-Herhalingsopgaven
- Uitleg verschillende eters en tandformule
-Opgave 
-Filmpje

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt bij zoogdieren het verband aangeven tussen de voedselkeuze, de lengte van het darmkanaal en de kenmerken van het gebit.
  • Je kunt de onderdelen van een kies benoemen.
  • Je kunt een tandformule opstellen.

Slide 3 - Tekstslide

De alvleesklier maakt alvleessap aan. in alvleessap zitten enzymen, die kunnen verschillende voedselstoffen verteren. Welke voedingsstoffen kan alvleessap verteren?

Slide 4 - Open vraag

In afbeelding zie je een schematische tekening van een deel van het verteringsstelsel.
Noteer de namen van de organen 1 tot en met 4.
Noteer de namen van de sappen 5 en 6.

Slide 5 - Open vraag

In afbeelding zie je een schematische tekening van een deel van het verteringsstelsel.
Noteer de functie van 3 en 6

Slide 6 - Open vraag

Nina heeft de ziekte coeliakie. Dit betekent dat zij geen gluten kan verdragen. Gluten
zijn delen van de korrels van tarwe, rogge of gerst. Bij Nina worden cellen in het
slijmvlies van haar dunne darm afgebroken als zij gluten eet. Hierdoor verdwijnen
de darmvlokken , waardoor Nina een tekort krijgt aan mineralen en vitaminen.
Leg uit waardoor mineralen en vitaminen minder goed worden opgenomen
bij iemand met coeliakie.

Slide 7 - Open vraag

In de afbeelding zie je schematisch darmplooien en darmvlokken in een darmwand.
In de wand van welke darm komen darmplooien en darmvlokken voor?
A
dikke darm
B
dunne darm
C
endeldarm
D
twaalfvingerige darm

Slide 8 - Quizvraag

Verschillende eters
Mensen zijn alleseters: zij eten planten én dieren. Veel andere zoogdieren eten alleen planten of alleen dieren. Het gebit van zoogdieren is aangepast aan de voedselkeuze.

Slide 9 - Tekstslide

Planten en/of dieren
Zoogdieren die alleen planten eten, noem je planteneters, zoogdieren die alleen dieren eten, noem je vleeseters en zoogdieren die planten én dieren eten, noem je alleseters. Er is verschil tussen de verteringsstelsels van planteneters, vleeseters en alleseters.
Plantaardig voedsel is moeilijk verteerbaar. Dat komt doordat plantencellen een celwand hebben. De celwanden bestaan onder andere uit de stof cellulose. Deze stof is moeilijk te verteren. Doordat dierlijk voedsel geen celwanden bevat, is het gemakkelijker te verteren.

Slide 10 - Tekstslide

Herbivoren
Planteneters noem je ook wel herbivoren. Ze hebben een lang darmkanaal in verhouding tot
hun lichaamslengte. Het darmkanaal van bijvoorbeeld een koe is wel veertig meter lang. Dat is ongeveer vijfentwintig keer zo lang als het lichaam. De buik is daardoor dik in verhouding tot de lengte van het dier (zie afbeelding linksonder). Het lange darmkanaal is nodig om de celwanden van plantencellen te verteren.
Planteneters hebben plooikiezen (zie afbeelding rechtsonder). Dat zijn kiezen met harde richels van glazuur. Door het kauwen wordt het voedsel tussen de harde richels fijngemalen (zie afbeelding rechtsboven). De plooien lopen loodrecht op de kauwrichting. Bij planteneters ontbreken vaak de hoektanden.

Slide 11 - Tekstslide

Carnivoren
Vleeseters noem je ook wel carnivoren. Vleeseters hoeven geen celwanden van planten te verteren. Ze hebben dan ook een kort darmkanaal in verhouding tot hun lichaamslengte. Bij bijvoorbeeld een hond is het darmkanaal ongeveer vijfenhalf keer zo lang als het lichaam. Het lichaam is daardoor slank (zie afbeelding linksonder).
Vleeseters hebben knipkiezen (zie afbeelding midden onder). Dat zijn scherpe kiezen waarmee het voedsel in stukken wordt geknipt, zodat het snel kan worden doorgeslikt. De bovenkaak is breder dan de onderkaak, zodat de kiezen langs elkaar glijden zoals bij een schaar. De hoektanden zijn meestal groot, spits en scherp (zie afbeelding rechtsonder). Ze worden gebruikt om de prooi te doden en stukken vlees los te scheuren. Ze kunnen ook worden gebruikt voor verdediging.

Slide 12 - Tekstslide

Omnivoren
Alleseters noem je ook wel omnivoren. Een varken bijvoorbeeld is een alleseter (zie afbeelding linksonder). Bij alleseters is de lengte van het darmkanaal in verhouding tot de lichaamslengte middellang. Alleseters hebben knobbelkiezen (zie afbeelding midden onder). Dat zijn kiezen met een knobbelig oppervlak zodat het voedsel kan worden gemalen.
Alleseters hebben meestal hoektanden. Bij sommige alleseters zijn die groot, spits en scherp (zie afbeelding rechtsonder). Ze worden dan gebruikt om de prooi te doden. Bij andere alleseters zijn de hoektanden ongeveer even groot als de snijtanden.

Ook mensen zijn alleseters. Wij hebben ook knobbelkiezen. Maar wij snijden ons voedsel ook nog klein met een mes en bewerken het door het te koken. Daardoor kunnen we een deel van ons plantaardig voedsel toch verteren.

Slide 13 - Tekstslide

Bouw van het gebit
Een gebit bestaat uit tanden en kiezen. Tanden en kiezen noem je gebitselementen. Tanden en kiezen zitten met een of meerdere wortels vast in de onder- of bovenkaak bevestigd. Het deel van een tand of kies dat buiten de kaak uitsteekt heet de kroon.
Een tand of kies bestaat voor het grootste deel uit tandbeen. Het tandbeen van de kroon is bedekt met glazuur. Glazuur is zeer hard. Het tandbeen van de wortel(s) is bedekt met een dun laagje cement. In het tandbeen bevindt zich een holte. In deze tandholte liggen bloedvaten en zenuwen. Om de wortel(s) zit een vlies. Dit wortelvlies zorgt voor de bevestiging van de tand of kies in de kaak. De kaak is bedekt met tandvlees

Slide 14 - Tekstslide

Tandformule
Vanaf een half jaar en twee jaar breekt het melkgebit (20 tanden en kiezen) door. Vanaf ongeveer 6 jaar worden de tanden en kiezen vervangen door tanden en kiezen van het blijvend gebit. Een volwassen heeft een gebit dat bestaat uit 32 tanden en kiezen. De achterste kiezen worden verstandkiezen genoemd, deze komen eventueel na je zeventiende door.
In de afbeelding rechts zijn de bovenkaak en onderkaak van een volwassene met een volledig gebit getekend. We kunnen de samenstelling van een gebit weergeven in een tandformule (zie afbeelding links). De getallen geven het aantal snijtanden, hoektanden en kiezen aan. De getallen boven de horizontale lijn geven de tanden en kiezen in de
 bovenkaak aan en onder de horizontale lijn geven ze de tanden en kiezen in de onderkaak aan. 
De verticale lijn geeft het midden van het gebit aan. Links zijn de rechterkaakhelften 
weergegeven, rechts de linkerkaakhelften.


Slide 15 - Tekstslide

Verder lezen
Lees nog eens over verschillende eters en tandformule via deze link:
https://maken.wikiwijs.nl/140703#!page-5087713

Slide 16 - Tekstslide

Alleseter
Planteneter
Vleeseter
Carnivoor
Herbivoor
Omnivoor
Hoe worden deze eters ook wel genoemd?
Hoe lang is het darmkanaal in verhouding tot de lichaamslengte?
Middellang
Herbivoor
Omnivoor
Lang
Kort
Carnivoor

Slide 17 - Sleepvraag

Zoogdieren voeden zich met planten en/of met dieren.
Welk voedsel is beter verteerbaar: plantaardig of dierlijk voedsel? Leg je antwoord uit.

Slide 18 - Open vraag

Bij welke schedel is de bovenkaak breder dan de onderkaak?
bij schedel 1, 2 of 3?
A
1
B
2
C
3

Slide 19 - Quizvraag

Bij welk dier is het darmkanaal lang in verhouding tot het lichaam?
Bij het dier van schedel 1, 2 of 3?
A
1
B
2
C
3

Slide 20 - Quizvraag

Bij welke schedel zie je knobbelkiezen?
Bij het dier van schedel 1, 2 of 3?
A
1
B
2
C
3

Slide 21 - Quizvraag

In de tabel staat de samenstelling van het voer van drie huisdieren.

Welk type kiezen hebben de huisdieren?
Schrijf het zo op cavia = ....

Slide 22 - Open vraag

Zijn de puntige kiezen een aanwijzing dat steenmarters vleeseters zijn? En is het korte darmkanaal ook zo'n aanwijzing?
A
Geen van beide zijn een aanwijzing dat steen marters vleeseters zijn.
B
Alleen de scherpe, puntige kiezen
C
Alleen het korte darmkanaal
D
Zowel de scherpe puntige kiezen als het korte darmkanaal

Slide 23 - Quizvraag

Met welk nummer wordt het tandbeen aangegeven?
A
5
B
11
C
7
D
6

Slide 24 - Quizvraag

Met welk nummer is het hardste deel van de tand aangegeven?
A
5
B
11
C
3
D
6

Slide 25 - Quizvraag

Op de afbeelding is een buitenaanzicht van een tand weergegeven. Hoe heet deel 1?

Slide 26 - Open vraag

Een vleermuizensoort heeft de volgende tandformule (zie afbeelding)
Hoeveel snijtanden, hoektanden en kiezen heeft een vleermuis van deze soort?
Schrijf het zo op: snijtanden = ...

Slide 27 - Open vraag

Hiernaast staat een tandformule van een mens.
Welke tand(en) mist deze persoon?
En in welke kaakhelft?

Slide 28 - Open vraag

Hiernaast staat de boven- en onderkaak van een hond. Welke tandformule hoort bij dit gebit?
A
B
C
D

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Video