In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom vwo-4
HS 1.3 eenheden en significante cijfers
daarna: huiswerk bespreken en herhalen snelheid
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
LessonUp
Bij klassikale lessen: tik de code in die je rechtsonder ziet.
Thuis terugkijken of thuis opdrachten maken: meld je nu eenmalig aan bij de digitale klas, klascode: UDYTP
Slide 3 - Tekstslide
Typ je naam & iets dat leuk is om over jou te weten
Slide 4 - Woordweb
Hoofdstuk 1 Basisvaardigheden
Na deze lessen:
* Weet je de weg in je BINAS
* Weet je het verschil tussen grootheden en eenheden
* Weet je dat er (maar) 7 standaardeenheden zijn
* Kun je eenheden in elkaar omrekenen
* Weet je hoe je rekent met machten van 10
* Kun je het juiste aantal significante cijfers bepalen bij een optelling of een vermenigvuldiging
* Kun je bepalen wat een meetonzekerheid is.
Slide 5 - Tekstslide
Basisvaardigheden
BINAS tabellenboek
Slide 6 - Tekstslide
BINAS
BINAS tabellenboek mag je gebruiken bij elke les, toets en zelfs bij het eindexamen.
Moet volkomen onbeschreven zijn (check dit!)
Indeling BINAS op kleur = thema.
Oefenen met BINAS
Slide 7 - Tekstslide
Basisvaardigheden
SI-eenheden
Slide 8 - Tekstslide
Grootheden en eenheden
Eigenschappen die we kunnen meten noemen we grootheden. Voorbeelden hiervan zijn: lengte (ℓ), oppervlakte (A), massa (m), tijd (t), snelheid (v), temperatuur (T).
Waarin we die eigenschappen uitdrukken noemen we eenheden. Voorbeelden van eenheden zijn: meter (m), vierkante meter (m²), kilogram (kg), seconde (s), meter per seconde (m/s), kelvin (K), etc...
Wanneer we een meetresultaat willen noteren, schrijven we altijd eerst de grootheid op, daarna een =-teken, dan het getal en tenslotte de eenheid.
Voorbeeld:
p = 10,4 N/m²
Slide 9 - Tekstslide
GROOTHEDEN
EENHEDEN
massa
afstand
snelheid
tijd
gram
ampere
meter
liter
Kelvin
km/h
Slide 10 - Sleepvraag
SI-eenheden
Er zijn 7 basis S.I.-eenheden afgesproken, waarmee je allerlei andere eenheden kan afleiden door deze te combineren.
Zie tabel 3A BINAS.
Basis SI-eenheden, afgeleide SI-eenheden en niet-SI-eenheden
Slide 11 - Tekstslide
Noem 3 eenheden uit het SI-stelsel
Slide 12 - Woordweb
Andere eenheden
Andere SI-eenheden als Newton (N) en Joule (J) kun je in basiseenheden uitdrukken:
N = kg·m·s¯²
W = J/s = J·s¯¹ = kg·m²·s¯²·s¯¹ = kg·m²·s¯³
Dit doe je met BINAS tabel 4.
Je hebt ook "andere eenheden" zoals de inch, mijl, calorie. Zie BINAS tabel 5.
Deze moet je (ingewikkeld) echt omrekenen.
Slide 13 - Tekstslide
Noem 3 eenheden *niet* uit het SI
Slide 14 - Woordweb
Wie gebruiken geen SI ..?
Slide 15 - Tekstslide
Extra: hierom...
Mars Climate orbiter
Crashte op 23 september 1999 bij aankomst op Mars
Slide 16 - Tekstslide
Foutjes in eenheden ....
Mars Climate orbiter
Het project was een samenwerking tussen Europa en de VS. Om in een baan om Mars te komen, moest de motor met een bepaalde waarde worden ontbrand om op de juiste hoogte terecht te komen.
Omdat beide partijen verschilde eenheden gebruikte, werd een verkeerde eenheid toegekend aan de motor van de ruimtesonde, waardoor die te lage snelheid kreeg, en dus een te lage baan en uiteindelijk in 1998 op Mars crashte...
Slide 17 - Tekstslide
Extra: kosten?
327,6 miljoen dollar
Ja, daarom.
Slide 18 - Tekstslide
Voorvoegsels
Een voorvoegsel mag je vervangen door
"wat het betekent".
Hoeveel Volt is 3 mV ???
m = milli = 10-3 en daarom
3 mV = 3 x 10-3 V
= "drie duizendste Volt"
Gebruik BINAS tabel 2
Slide 19 - Tekstslide
Hoeveel Volt is 1,2 GV ?
A
12 000 000
B
12 000
C
1 200 000 000
D
12 000 000 000
Slide 20 - Quizvraag
Basisvaardigheden
Werken met machten van 10
Orde van grootte bepalen
Slide 21 - Tekstslide
Rekenregels
Machten van 10 - waarom?
Slide 22 - Tekstslide
Orde van grootte
Slide 23 - Tekstslide
Nakijken huiswerk HS §1, §2, §3
grootheden en eenheden
werken met machten van 10
orde van grootte bepalen
Slide 24 - Tekstslide
Basisvaardigheden
Meetonzekerheid
Significante cijfers
Slide 25 - Tekstslide
Meetonzekerheid
In de natuurkunde doe je metingen. Hierbij is het aantal cijfers belangrijk.
Links: 6,7 (tussen 6,65 en 6,75)
Rechts: 6,73 (tussen 6,725 en 6,735)
zie blz 26 boek
Slide 26 - Tekstslide
x of /
P = U x I
U = 5,00 V en I = 2 A
Wat is P?
Je telt het aantal sign. cijfers
Het laagste aantal is het aantal voor je eindantwoord.
Combineren van cijfers
Slide 27 - Tekstslide
+ of -
Utot = U1 + U2
U1= 200 V en U2 = 1,0 V
Wat is Utot?
Tel het aantal cijfers achter de komma. Laagste aantal is het aantal in je eindantwoord.
(Wel eerst zelfde eenheden!!)
Combineren van cijfers
Slide 28 - Tekstslide
+ of -
Utot = U1 + U2
U1= 200 V en U2 = 1000 mV
Wat is Utot?
Grootste eenheid is Volt.
1000 mV = 1,000 V
Optellen geeft 201 V (niet 201,000 V)
Combineren van cijfers
Slide 29 - Tekstslide
Huiswerk
Maak opnieuw wat nog niet was gelukt.
Kijk daarna alles na met de uitwerkingen (Magister)