Kort verhaal schrijven back up

Nederlands dinsdag 18-10-2022
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands dinsdag 18-10-2022

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
-Het verhaal You're Next van vorige week nabespreken
-Les over hoe je een kort verhaal schrijft
-Begin maken met je korte verhaal

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
-Je leert over de aspecten die bij een verhaal horen: plot, personages, vertelperspectief, tijd en ruimte
-Je leert tips over hoe je een kort verhaal kunt schrijven
-Je kunt uitleggen wat het belang is van het bedenken van een conflict voor je verhaal

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het thema van You're Next?

Slide 4 - Open vraag

Welk motief of welke motieven kwam je tegen?

Slide 5 - Open vraag

Wat vind je van het verhaal? En van het einde? Verklaar je antwoord

Slide 6 - Open vraag

Plot 
Het plot is de structuur van het verhaal met alle conflicten en keerpunten. Het is een soort geraamte waaraan het verhaal is opgehangen.

Het plot ontwikkelt zich door gebeurtenissen die elkaar opvolgen. 
Deze gebeurtenissen houden verband met het conflict waar de hoofdpersoon mee worstelt en zijn vaak  (onverwachte) keerpunten die zorgen voor spanning in een verhaal.

Slide 7 - Tekstslide

Opbouw hoofdpersonage
- beschrijving uiterlijk/ innerlijk
- Vertellers commentaar
-Naamgeving (speaking names)
- commentaar van andere personages
- Daden of gebrek daaraan
- Weergave van innerlijk (b.v door gedachten)
- Weergave van wat het personage zegt of doet

Slide 8 - Tekstslide

Perspectief en verteller

Perspectief betekent: Gezichtspunt.

Daarmee wordt bedoeld dat de lezer als het ware 'over de schouder' meekijkt met een van de personages.


Er zijn 3 soorten perspectief:

  1.  Ik-perspectief
  2.  Hij/zij-perspectief
  3. Alwetende verteller

Slide 9 - Tekstslide

Ik-perspectief

Bij dit perspectief lijkt het alsof de ik-figuur al schrijvend verslag doet van de dingen die hij direct meemaakt of ooit beleefd heeft. Vooral bij dagboeken zie je dit vaak terug.


bijvoorbeeld:


"Ik loop op straat en zie voor mij op de grond een vreemd voorwerp liggen. Het is groen en het geeft de suggestie van beweging. Hoewel het maar een klein hoopje drilpudding lijkt, boezemt het me direct angst in. Ik durf er niet naar te kijken, maar kan mijn ogen niet afwenden. Ik moet. Het wil dat ik het zie."

Slide 10 - Tekstslide

Hij/zij-perspectief


Het verschil met het ik-perspectief is dat het verhaal in de hij/zij-vorm wordt beschreven.

Bijvoorbeeld:

Hij staat daar, doodstil, aan de grond genageld. Het vreemde voorwerp dat voor hem op de grond ligt, lijkt hem volledig te hypnotiseren. Het gelei-achtige materiaal gloeit. Een vreemde straling lijkt doelgericht zijn weg te zoeken naar de ogen van starende jongen. Pieter beeft. Niet in staat zich te bewegen.

Slide 11 - Tekstslide

Alwetende verteller

Deze verteller vertelt het verhaal, maar heeft hier zelf geen rol in. Het verschil met het hij/zij-perspectief zit hierin dat de alwetende verteller vanaf het begin het hele verhaal al kent. De verteller weet niet alleen wat de hoofdpersoon doet en denkt, maar ook wat er op andere plekken, op andere momenten en met anderen personages gebeurt. De verteller is 'Alwetend'.


Bijvoorbeeld:

"Wat Pieter niet wist, terwijl hij aan de stoeptegels vastgevroren naar het vreemde object stond te staren, was dat nog geen vijf minuten daarvoor een ander op die plaats iets verloren was. Een groen, pulserend en zeer gevaarlijk voorwerp. Een voorwerp in paniek meegenomen uit het laboratorium toen daar de hel losbarstte. Toen dokter Hogenstijn zijn creatie niet langer de baas was en zijn collega's met een scalpel te lijf ging."

Slide 12 - Tekstslide

Welk perspectief spreekt je het meest aan?
ik-perspectief
hij/zij perspectief
alwetende verteller

Slide 13 - Poll

  tijd en ruimte

Een verhaal speelt zich af op een bepaalde locatie, plaats . 

Dit kan er 1 zijn, maar er kunnen ook meer plekken zijn waar het verhaal zich afspeelt.

Niet alleen de ruimte is van belang, maar ook de tijd. 

Je kunt het hebben over 

  • tijdsduur (hoe lang het verhaal duurt) 
  • over de tijd waarin het verhaal zich afspeelt. (vroeger, nu , de toekomst)
  • de volgorde in de tijd van de gebeurtenissen 



Slide 14 - Tekstslide

Tijd: Chronologisch

Een verhaal noem je chronologisch  : 

als de gebeurtenissen in het verhaal worden verteld in de tijdsvolgorde zoals ze zich in werkelijkheid ook hebben  afgespeeld.

Een verhaal noem je niet-chronologisch:

als de tekst niet in de goede volgorde van tijd  wordt verteld. Je leest dan over dingen die eerder zijn gebeurd dan wat je op dat moment leest. 

Slide 15 - Tekstslide

Perspectief
- Ik-vorm (ik-perspectief): Je weet alles van de 'ik'
- Hij/zij-vorm
* Personaal: Je weet alles van de hij/zij
* Auctoriaal perspectief: Je weet alles van iedereen

Slide 16 - Tekstslide

In deze les leer je...
2. 8 tips om een kort verhaal te schrijven;

Slide 17 - Tekstslide

Tijd: Flashback en flashforward

Wanneer een personage terugblikt of vooruitblikt op een gebeurtenis spreek je van een flashback of flash-forward. De gebeurtenis onderbreekt de loop van het verhaal. 


Bijvoorbeeld:

"Twaalf jaar geleden is dokter Hogenstijn met een experimenteel onderzoek begonnen in opdracht van de regering. Het was een onderzoek naar DNA-manipulatie. Het doel was het integreren van gemodificeerd DNA-materiaal en computerhardware. Kunstmatige intelligentie. Nu, na twaalf jaar is dit doel bereikt. Dokter Hogenstijn heeft een monster geschapen."  


Slide 18 - Tekstslide

Begin te schrijven op sfeer
Een kort verhaal schrijven is vooral een kwestie van juiste sfeer vinden en daarop improviseren. 

Hoe?
Plek...
Geur...
Muziek...

Slide 19 - Tekstslide

8 tips voor het schrijven van een kort verhaal...

Slide 20 - Tekstslide

Tip 1: Stel je open voor het ongewone in je omgeving
Hoe bedenk je een kort verhaal? 

Meestal groeit een idee uit een piepklein zaadje dat in je brein wordt geplant door een ongewone observatie of een vreemde gedachtekronkel. Kijk naar mensen op straat en stel je voor wat ze aan het doen zijn, vang flarden van gesprekken op en maak die zelf af. Kortom: vermeng realiteit en fictie.

Slide 21 - Tekstslide

Tip 2: Geef je personage een doel en laat ze dat volgen

Je personages maken of breken je korte verhaal. Omdat je maar weinig ruimte hebt om hun karakter uitgebreid te schetsen, helpt het als ze een duidelijk doel hebben – hun handelingen worden dan krachtiger. 

– ‘Elk personage moet iets willen, al is het maar een glas water’ 

Slide 22 - Tekstslide

Tip 3: Creëer een conflict
In een goed kort verhaal zit een conflict. De personages hebben tegenovergestelde doelen, of de hoofdpersoon wordt tegengewerkt door zijn omgeving of achtergrond. Zo’n botsing leidt bijna automatisch tot een vorm van spanning en uiteindelijk een ontknoping.

Ik weet niet precies hoe meneer Lucasie onzichtbaar is geworden, maar ik denk dat het gebeurde toen hij zich aan het schrobben was in de badkuip, vlak voordat de voorstelling begon.

Slide 23 - Tekstslide

Tip 4: Leg niet te veel uit
Een kort verhaal krijgt het meeste vaart als je niet te veel uitweidt over bijzaken. Onderdruk de neiging om alles te willen onderbouwen en te verklaren. Laat de lezer verbanden leggen en zijn verbeelding gebruiken, dan wordt de leeservaring veel sterker.

Slide 24 - Tekstslide

Tip 5: Kies je details met zorg
Een kort verhaal gaat leven door details. Dat betekent niet dat je elk meubelstuk hoeft te beschrijven in de woning van je hoofdpersoon, of elke gezichtsuitdrukking. De meeste topauteurs wijden alleen uit over details die belangrijke emoties of plotwendingen in het verhaal ondersteunen.

Een chirurg ziet hoe een voorbij vliegende kraai afval uit de operatiekamer (waarin net een man is overleden) gebruikt om een nest te bouwen voor zijn jongen. Dan komen pas de details en metaforen.
‘Een nest van watten, verbandgaas, gestold bloed en etter’, zei hij. ‘Daar wordt nieuw leven uit geboren.’

Slide 25 - Tekstslide

Tip 6: Gebruik een prikkelende opening
Juist omdat je bij een kort verhaal weinig ruimte hebt om je verhaal te vertellen, is het belangrijk dat je openingszin de interesse van de lezer prikkelt. De lezer wil meteen bij de eerste zin vragen krijgen, zoals: wat is er gebeurd? 

- Ik werd wakker met een moorddadige hoofdpijn, alsof iemand met een een baksteen op mijn kop had lopen beuken.
- Natuurlijk was ik helemaal niet van plan geweest om naar Buenos Aires te gaan. Ik wilde hem alleen maar laten denken dat ik weg was. 

Slide 26 - Tekstslide

Tip 7: Houd het simpel
Dus:
- Niet te veel personages en gebeurtenissen
- Eén verhaallijn,
- Eén conflict
--> zodat je het beeld kunt schetsen van je verhaal dat je wil schetsen. 

Slide 27 - Tekstslide

Tip 8: Wees niet bang voor een open einde

Het mooie van een kort verhaal is dat de lezer de mogelijkheid krijgt om een beroep te doen op zijn eigen interpretatie. Niet alles hoeft te worden verklaard.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Welk thema heeft jouw verhaal?

Slide 30 - Open vraag

Waar speelt jouw verhaal zich af?

Slide 31 - Open vraag

Hoe zou jij jouw hoofdpersonage beschrijven?

Slide 32 - Open vraag

Je gaat zo zelf een kort verhaal/fragment schrijven.


Bekijk de beelden op de volgende slides en kies er één om je verhaal/fragment over te schrijven..

Welke afbeelding trekt jouw aandacht het meest én roept vragen bij jou op???

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Lever jouw korte fragment hier in

Slide 38 - Open vraag

Schrijf een spannend fragment rondom het woord 'litteken'.

Slide 39 - Open vraag

Ik vond het leuk om een kort fragment te schrijven op basis van een afbeelding.
Eens
Oneens
Neutraal

Slide 40 - Poll

Ik kreeg inspiratie van het zien van de afbeeldingen.
Eens
Oneens
Neutraal

Slide 41 - Poll

welk vertel perspectief ? 
Wat Pieter niet wist, terwijl hij aan de stoeptegels vastgevroren naar het vreemde object stond te staren, was dat nog geen vijf minuten daarvoor een ander op die plaats iets verloren had. Een groen, pulserend en zeer gevaarlijk voorwerp. Een voorwerp in paniek meegenomen uit het laboratorium toen daar de hel losbarstte. Toen dokter Hogenstijn zijn creatie niet langer de baas was en zijn collega's met een scalpel te lijf ging."

Slide 42 - Tekstslide

 In de Ligusterlaan, op nummer 4, woonden meneer en mevrouw Duffeling. Ze waren er trots op dat ze doodnormaal
waren en als er ooit mensen waren geweest van wie je zou
denken dat ze nooit bij iets vreemds of geheimzinnigs betrokken zouden raken waren zij het wel, want voor dat soort onzin hadden ze geen tijd.
Meneer Duffeling was directeur van Drillings, een boormachinefabriek. Hij was groot en gezet en had bijna geen nek, maar wel een
enorme snor. Mevrouw Duffeling was blond en mager en haar nek was
twee keer zo lang als normaal, wat goed van pas kwam omdat ze vaak
over de schutting gluurde om de buren te bespioneren. De Duffelingen hadden een zoontje, Dirk, en ze wisten zeker dat er nog nooit zo’n fantastische baby was geweest.

Slide 43 - Tekstslide

Vertelperspectief
Een verhaal wordt vanuit een bepaald oogpunt verteld. Deze manier kan van invloed zijn op de inhoud van het verhaal. Een verhaal dat door de ogen van een bepaald personage verteld wordt, is immers subjectiever dan een verhaal via een alwetende verteller die alles ziet en weet. Wij onderscheiden drie vertelperspectieven.

Slide 44 - Tekstslide

    Zomer in Wentworth, Ohio. Oh boy, zie je het voor je? Zomer, hier in Poplar Street, die dwars door die befaamde, gebleekte Amerikaanse droom loopt, met de geur van hotdogs in de lucht en de uit elkaar gebarsten papieren hulzen van het vuurwerk van de Vierde Juli nog overal in de goot.

    (…)

    Het leven is zoals je het alleen maar kunt dromen, met Chevrolets op de opritten en biefstukken die in de koelkast liggen te wachten tot ze aan het begin van de avond op de barbecue achter in de tuin worden gelegd (en zou er appeltaart zijn voor dessert? Wat denk je?).

Slide 45 - Tekstslide

Anton woonde in het tweede huis van links: dat met het rieten dak. Het heette al zo toen zijn ouders het kort voor de oorlog huurden; zijn vader had het eer- der ‘Eleutheria’ genoemd of iets dergelijks, maar dan geschreven in griekse letters. Ook al voordat de cata- strofe plaatsvond, had Anton de naam ‘Buitenrust’ niet opgevat als de rust van het buitenzijn, maar als iets  dat buiten de rust was, – zoals ‘buitengewoon’ niet op het gewone van het buitenzijn slaat (en nog minder op het buiten wonen in het algemeen), maar op iets dat nu juist niet gewoon is.

Slide 46 - Tekstslide

De eerste tien jaar van mijn leven was ik niet zwart. Ik was op veel manieren anders dan de mensen om mij heen, maar donkerder was ik niet. Dat weet ik. Er is een dag geweest waarop ik een verkleuring gewaarwerd. Later, toen ik dan eenmaal zwart wás, ben ik weer verschoten.

Slide 47 - Tekstslide

VRAAG
Is er in voorgaand fragment sprake van een belevende of vertellende ik?

Slide 48 - Tekstslide

Zo zijn ze er dan achter dat ik een halve eeuw op Java ben. Proficiat met niets! En hoe ik de zaak ook wil omzeilen, Adeline Renselaar, de nicht van mevrouw Van Zadelhof, lijkt vastbesloten tot een feest. Ze heeft daartoe al drie families het hoofd op hol gebracht en is 15 van de week zelfs in de hertenkamp gesignaleerd, rebbelend over deze kwestie met de gouverneur. Vanochtend ontving ik met tegenzin een kleine feestcommissie die mij kwam polsen over tijd en plaats van mijn jubelviering. Ze vroegen naar de gevoeligheden van mijn bejaarde maag, waarmee ze rekening gaan houden bij de bereiding van een groots diner, alles in de stijl van 1850, het jaar dat ik hierheen verkaste. Ze doen maar. Of het niks kost

Slide 49 - Tekstslide

Vraag
Is er in voorgaand fragment sprake van een belevende of vertellende ik?

Slide 50 - Tekstslide

Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de twee en twintigste December 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte. Hij keek op zijn lichtgevend horloge, dat aan een spijker hing. ‘Kwart voor zes,’ mompelde hij, ‘het is nog nacht.’ Hij wreef zich in het gezicht. ‘Wat een ellendige droom,’ dacht hij. ‘Waar ging het over?’ Langzaam kon hij zich de inhoud te binnen brengen. Hij had gedroomd, dat de huiskamer vol bezoek was. ‘Het wordt dit weekeind goed weer,’ zei iemand. Op hetzelfde ogenblik kwam een man met een bolhoed binnen. Niemand lette op hem en hij werd door niemand begroet, maar Frits bekeek hem scherp. Opeens viel de bezoeker met een zware bons op de grond. ‘Was dat alles?’ dacht hij. ‘Wat gebeurde er verder? Niets, geloof ik.’ Hij sliep weer in.

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Tekstslide