Future, will and going to

2A GL 
GRAMMAR

Future (will/going to)
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2A GL 
GRAMMAR

Future (will/going to)

Slide 1 - Tekstslide

When I grow up ...

Slide 2 - Woordweb

Future
What does it mean?

Slide 3 - Tekstslide

Two forms of the future:

Will
To be going to

Slide 4 - Tekstslide

Will + hele ww
- iets aanbieden, beloftes, aankondigingen en besluiten.
- een voorspelling zonder bewijs.

Gebruik will + hele werkwoord
Ontkenning: will + not = won't
Vraag: will vooraan.

Slide 5 - Tekstslide

Will

I've studied so hard for this test. I will get a ten. I'm sure! (voorspelling zonder bewijs)

Better bring an umbrella. It'll probably rain tonight.

 (voorspelling zonder bewijs)

I'll help you with those boxes.    (aanbod)

Sure, we will not tell him that you are a few minutes later. (instemming)

He won't give it back tomorrow! (belofte)


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

To be going to + hele ww

- iemand is iets wel/niet van plan in de toekomst.

He's going to live in Amsterdam, after he turns 18.
- voorspelling doen met bewijs.

Look at those dark clouds. It's going to rain.
am/are/is + going to + hele ww
ontkenning: am/are/is + not
vraag: vorm van 'to be' vooraan zetten (am/are/is).

Slide 8 - Tekstslide

To be going to

There's 5 minutes left. I am going to finish the chore. (voorspelling met bewijs)

I am going to buy new socks tomorrow. (iets van plan zijn)

She is going to talk to her ex during the break. (iets van plan zijn)

We are going to send an email to our cousin in Canada. (iets van plan zijn)


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Beschrijf hier kort het verschil....

Slide 11 - Open vraag

In welke tijd staat deze zin?
We played football yesterday.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Toekomende tijd

Slide 12 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin?
I walk to school every day.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Toekomende tijd

Slide 13 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin?
Ilias says he will help us with our homework.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Toekomende tijd

Slide 14 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin?
My grandmother was very hungry during World War II.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Toekomende tijd

Slide 15 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin?
My mother will be so angry when I get home...
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Toekomende tijd

Slide 16 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin?
Tomorrow you are going to make a test.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Toekomende tijd

Slide 17 - Quizvraag

Wanneer gebruik je will?
A
Als je het zeker weet
B
Een voorspelling zonder bewijs
C
Een voorspelling met bewijs

Slide 18 - Quizvraag

Wanneer gebruik je to be going to?
A
Een voorspelling met bewijs
B
Een voorspelling zonder bewijs

Slide 19 - Quizvraag

I ...... visit my niece this week.
A
will
B
'm going to

Slide 20 - Quizvraag

You ..... probably win first prize.
A
will
B
are going to

Slide 21 - Quizvraag

You must be hungry.
I ... you a sandwich. (make)
A
am going to
B
make
C
will making
D
will make

Slide 22 - Quizvraag

I have no idea, but I have a feeling that my team ..... (win) tomorrow's match.
A
will win
B
is going to win

Slide 23 - Quizvraag

Look! He ...... fall of his bike!
A
will
B
is going to

Slide 24 - Quizvraag

They ..... be there on time.
A
are going to
B
won't

Slide 25 - Quizvraag

Marc ...... train this week. He's hurt his knee.
A
isn't going to
B
won't

Slide 26 - Quizvraag

The match ..... start in a few minutes.
A
is going to
B
will

Slide 27 - Quizvraag

We ........ watch a film tonight.
A
will
B
're going to

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Video