4.2 Future: will - to be going to UITLEG

Future goals
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Future goals

Slide 1 - Tekstslide

The future ...



TWO DIFFERENT WAYS TO TALK ABOUT THE FUTURE


He will  buy   four tickets for the show. 

We are going to  see   a video. 

= toekomende tijd

= iets beloven, aanbieden, aankondigen, voorspellen (geen bewijs)
= iets van plan zijn, gaan doen, gaat gebeuren (bewijs)



Slide 2 - Tekstslide

Toekomende tijd


-twee manieren om te zeggen dat iets in de toekomst gebeurt.


1. will + hele werkwoord
2. am/are/is + going to + hele werkwoord


Uitzondering: gebruik de present simple ( SHIT rule) als iets volgens schema/ Rooster verloopt. Bijvoorbeeld: The bus leaves at 08.30

Slide 3 - Tekstslide

1. Will + hele werkwoord
'Will' gebruik je voor deze situaties in de toekomst:

- iemand iets aanbieden                                      I will get you some tea
- iets te beloven/ belofte                                    She will call you back 
- iets aan te kondigen                                           Dad will be home at 6 o'clock
- voorspelling zonder bewijs                             I will be rich in ten years. 

Slide 4 - Tekstslide

1. Will + hele werkwoord

Hoe gebruik je will in een zin?

Onderwerp + will + hele werkwoord + rest van de zin.
We          will            be          on time.


Het hele werkwoord is het werkwoord zonder daar iets aan toe te voegen.


Slide 5 - Tekstslide

2. am/are/is going to + hele ww

Wanneer:

-iets van plan zijn, gaan doen, gaat gebeuren (bewijs)

- voorspelling met bewijs

 *In het Nederlands gebruik je vaak het werkwoord 'gaan'.*


Voorbeelden

I am going to see a play next Saturday.

Look at those clouds! It is going to rain.

Watch out! These books are going to fall!

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeelden met going to

- iemand  is iets van plan in de toekomst:

I am going to drive to Bristol tomorrow.
Ik ga morgen naar Bristol rijden.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeelden met going to




- een voorspelling met bewijs:

Look at those dark clouds! It is going to rain.

Kijk naar die donkere wolken! Het gaat regenen.

Slide 8 - Tekstslide

Future: going to + ww



I am going to see a play next Saturday.
Look at those clouds! It is going to rain.
Watch out! These books are going to fall!

= iets van plan zijn, gaan doen, gaat gebeuren (bewijs)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Ex. 18
  1. It's late, it ___ (be) dark soon. 
  2. ___ you ___ (pass) your scooter exam? I hope so. 
  3. Did you see that advert? I ___ (buy) that new phone tomorrow. 
  4. If I win the lottery, I ___ (buy) a new house for my parents. 
  5. The prisoners have dug a tunnel and ___ (escape). 
  6. Me and my classmates ___ (go) swimming next week. 
  7. My dad has bought some lovely trees. He ___ (plant) them in our back garden. 
  8. I ___ (not shoot) animals. I think that's a crime! 
  9. I'm so tired. I ___ (brush) my teeth and go to bed. 
  10. My dad thinks he ___ (catch) a giant fish one day. 
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10

Slide 11 - Tekstslide

Key ex. 18

Slide 12 - Tekstslide

de toekomende tijd
is in het Engels:
A
the present
B
the future
C
the past
D
the continuous

Slide 13 - Quizvraag

Take off my skin.
I won't cry, but you will.
What am I?

Slide 14 - Woordweb


Hoe vond je 
deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

What would you change
about this lesson?

Slide 16 - Woordweb