Grootheden en eenheden N3

Grootheden en eenheden N3
temperatuur
lengte
gewicht
tijd
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Grootheden en eenheden N3
temperatuur
lengte
gewicht
tijd

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Wat is het vriespunt?

Slide 3 - Tekstslide

Hoe meet je temperatuur?

  • De temperatuur meet je met een thermometer.
  • In Europa meten wij de temperatuur in graden Celsius.

Slide 4 - Tekstslide

soms gaat de temperatuur onder de 0°C

dan lezen we de temperatuur met een - (min) voor

Slide 5 - Tekstslide

Welke temperatuur moet een
koelkast hebben?
A
30 °C
B
4 °C
C
-10 °C

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een normale lichaamstemperatuur?
A
0 °C
B
-10 °C
C
37 °C
D
50 °C

Slide 7 - Quizvraag

Met welke verschillende eenheden kun je lengtes aangeven?

Bijvoorbeeld: centimeter

Slide 8 - Woordweb

Welke eenheden voor lengte zijn er?
Eenheid
Afkorting
kilometer
km
hectometer
hm
decameter
dam
meter
m
decimeter
dm
centimeter
cm
millimeter
mm

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

km
hm
dam
m
dm
cm
mm
per maat groter :10
per maat kleiner x10
Lengte
Kan Het Dametje Met De Centimeter Meten?

Slide 11 - Tekstslide

De lengte van deze deurklink is:

1...
A
mm
B
cm
C
dm
D
km

Slide 12 - Quizvraag

Gewicht: wat geeft het aan?

Slide 13 - Tekstslide

Met welke verschillende eenheden kun je gewicht aangeven?

Slide 14 - Woordweb

Welke eenheden van gewicht zijn er?
Eenheid
Afkorting
ton
t
kilogram
kg
gram
g
milligram
mg

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Welke eenheid van gewicht hoort bij dit voorwerp?
A
mg
B
g
C
kg
D
t

Slide 17 - Quizvraag

Hoeveel dagen zitten in een schrikkeljaar?
A
364
B
365
C
366

Slide 18 - Quizvraag

Hoeveel maanden zitten in een kwartaal?

A
4
B
12
C
6
D
3

Slide 19 - Quizvraag

Hoeveel weken zitten er in een kwartaal?
A
4
B
13
C
12
D
52

Slide 20 - Quizvraag

Hoeveel seconden in een uur?
A
60
B
360
C
3600
D
600

Slide 21 - Quizvraag

Geld
Regels:
- digitaal betalen doe je op de cent nauwkeurig (€ 75,37)
- contant betalen: afronden op 5 eurocent nauwkeurig

Slide 22 - Tekstslide

Zelfstandig werken 
Volg de Studiewijzer in Teams 
Niveau 3 Domein Grootheden en eenheden
Maak les 2.1 en 2.2 (ga zo nodig door met 2.3 en 2.4)

Lees goed!  

Slide 23 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Zoals in Studiewijzer staat:
Rekenblokken niveau 3
Domein Grootheden en Eenheden
Maak paragraaf 2.1 t/m 2.3 en de lestoetsen

Klaar? Ga zelf verder met par. 2.4 en 2.5 (geld en tijd) 

Slide 24 - Tekstslide