1.3 Meten en meetinstrumenten

Klas Binnenkomen
  • Ga rustig naar je plaats
  • Je bent startklaar voor de      les                        
  • Aandacht voor de docent
       (let op teken docent!)
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Klas Binnenkomen
  • Ga rustig naar je plaats
  • Je bent startklaar voor de      les                        
  • Aandacht voor de docent
       (let op teken docent!)

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk

Paragraaf 1.3

Lezen: blz.14 t/m17
Maken: opdr. 34 t/m 48

Klaar?     
nakijken en verbeteren (komt snel!!)


Slide 2 - Tekstslide

1.3 Meten en meetinstrumenten 

Slide 3 - Tekstslide

leerdoel 
1.3 meten en meet instrumenten
  • Je weet wat grootheden en eenheden zijn
  • Je weet met welk meetinstrument je welke eenheid meet
  • Je weet hoe je eenheden kunt omrekenen. 

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen

  • Ik kan het verschil uitleggen tussen schatten en meten.
  • Ik kan voorbeelden van grootheden noemen en de bijbehorende eenheden.
  • Ik kan verschillende  meetinstrumenten benoemen en ik  weet waarvoor ik het kan gebruiken
  • ik kan een aantal standaardeenheden benoemen. 

Slide 5 - Tekstslide

Begrippen
Leg de vetgedrukte begrippen uit:
volume - massa- meetinstrument - eenheid - grootheid-Maatcilinder
timer
0:00

Slide 6 - Tekstslide

Hoe lang ben jij?

Slide 7 - Woordweb

Slide 8 - Video

Kun je beter meten dan schatten?
schatten:  bedenk je hoe zwaar of groot iets

meten: als je zeker wil weten hoe zwaar of groot iets is

Meetinstrument: als je iets wilt meten
voorbeeld: tijd meet je met een klok of een stopwatch

Slide 9 - Tekstslide

Meetinstrumenten

Slide 10 - Woordweb

Grootheid

Slide 11 - Tekstslide

Grootheid = Wat je meet



Lengte
Tijd
Massa (gewicht)
Gewicht (kracht)
Volume / inhoud
Temperatuur
Eenheid = uitgedrukt in (de maat waarin je iets meet)

Milimeter, Meter, Kilometer,
Seconde, Uur, Jaar
Gram, Kilogram,
Newton
Mililiter, Liter, Kubieke meter
Graden Celcius

Slide 12 - Tekstslide

Grootheid
sec

Slide 13 - Tekstslide

Welke van de onderstaande antwoorden is een EENHEID?
A
massa
B
gewicht
C
Newton
D
temperatuur

Slide 14 - Quizvraag

Grootheid
Eenheid
Massa
Volume
Temperatuur
Tijd
kilogram
seconde
mililiter
° Celcius

Slide 15 - Sleepvraag

Klik op de afbeelding
Welke temperatuur geeft de meter aan?
[noteer ook de afkorting!]

Slide 16 - Open vraag

De lengte van de tafel meet je met een meetlint

Wat is de grootheid in de zin hierboven
A
Meetlint
B
Tafel
C
Lengte
D
op meten

Slide 17 - Quizvraag

Lesdoelen

  • Je kan de aanduiding voor gewicht benoemen

  • Je kan uitleggen wat volume is en in welk eenheid het gemeten wordt
  • Je kunt eenheden omrekenen

  • Je kunt meetinstrumenten aflezen 

  • Je weet voor welk grootheid  je een meetinstrument  kan gebruiken

Slide 18 - Tekstslide

MASSA EN GEWICHT
Massa = hoeveelheid moleculen
Gewicht = zwaartekracht

Op de aarde heeft een massa van 1 kilogram heeft een gewicht van 10 Newton

Een pak suiker van 1 kg wordt dus met een kracht van 10 Newton naar de aarde toe getrokken.

1 kg = 10 N

beide meet je met een weegschaal



Slide 19 - Tekstslide

HOE NAUWKEURIG MEET JE?
Grootheden kun je meten in verschillenden eenheden

Als voorbeeld de grootheid LENGTE:

van stad tot stad meet je in kilometers (km)
van muur tot muur in het lokaal meet je in meters (m)
de lengte van je pen meet je in centimeters (cm)
de dikte van een spijker meet je in millimeters (mm)

Slide 20 - Tekstslide

Hoe nauwkeurig meet je?

Slide 21 - Tekstslide

Ezelsbruggetje
kan   het    dametje    met    de   cm   meten
km    hm    dam            m        dm  cm  mm
kan hij dan met die chick mee

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Reken om:
3000 mL = ................. L

Slide 24 - Open vraag

Welke van de onderstaande antwoorden is een GROOTHEID?
A
kilogram
B
liter
C
Newton
D
temperatuur

Slide 25 - Quizvraag

Welke eenheid hoort NIET bij de grootheid LENGTE?
A
km
B
m
C
mm
D
mL

Slide 26 - Quizvraag

Welk meetinstrument kun je het beste gebruiken om de inhoud (volume) te meten van een glas ranja?
A
keukenweegschaal
B
maatbeker
C
meetlat
D
thermometer

Slide 27 - Quizvraag

Welke grootheid meet je met een stopwatch?
A
volume
B
massa
C
tijd
D
seconden

Slide 28 - Quizvraag

Je hebt 50 gram meel nodig voor 1 koekje.
Je hebt een pak van 1 kilogram meel.
Hoeveel koekjes kun je hiermee maken?
Schrijf je berekening op!

Slide 29 - Open vraag

OMREKENEN
1 kg
1 L                             

1000 g
1000 mL                      
=

Slide 30 - Tekstslide

Afkortingen:

Slide 31 - Tekstslide

Meetinstrumenten

Slide 32 - Tekstslide

Lees de maatcilinder af

Slide 33 - Tekstslide

Lees de maatcilinder af
fout
goed
de onderste waterlijn komt bíjna bij 83 ml

Slide 34 - Tekstslide

MEETINSTRUMENT
Je meet een grootheid altijd met een passend meetinstrument.

Zo meet je de afstand tussen Leeuwarden en Harlingen niet met een meetlatje van 10cm, of wel?

Voor iedere klus is er het juiste meetinstrument


Slide 35 - Tekstslide

de dikte van een visdraad geef je aan in
A
centimeters
B
meters
C
kilometers
D
milimeters

Slide 36 - Quizvraag

de afstand van school tot je huis geef je aan in
A
centimeters
B
meters
C
kilometers
D
milimeters

Slide 37 - Quizvraag

Samengevat
Meten

  • Meten = m.b.v. meetinstrument 

  • Grootheid = een eigenschap die je kunt meten (lengte, massa, temperatuur) 
  • Eenheid = een afgesproken maat, staat achter het getal (meter, kilogram) 

Slide 38 - Tekstslide

De liniaal is 10 cm.
Hoe lang is de blauwe streep?

Slide 39 - Open vraag