herh 4.1-4.3 en instructie 4.4 Chemische reacties

Hoofdstuk 4: stoffen
Korte herhaling  
H4.1  Stofeigenschappen
H4.2 Smeltpunt en kookpunt

H4.3 Veilig werken met stoffen

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4: stoffen
Korte herhaling  
H4.1  Stofeigenschappen
H4.2 Smeltpunt en kookpunt

H4.3 Veilig werken met stoffen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H4.1 Stofeigenschappen
Celcius <=> Kelvin
Deeltjesmodel
Scheidingsmethode

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Graden celcius naar Kelvin

0 graden Celcius is 273 Kelvin

0 Kelvin is -273 graden Celcius


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deeltjesmodel
  • Moleculen van een stof veranderen niet

  • Moleculen van een stof bewegen voortdurend.

  • Moleculen van een stof trekken elkaar aan.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Scheidingsmethoden
extraheren:
  • scheiden van stoffen door oplossen van                                                                kleur- geur- en smaakstoffen
filtreren:
  • stoffen scheiden d.m.v. een filter
indampen:
  • een vaste stof wordt uit een vloeistof                                                             gescheiden door de vloeistof te laten verdampen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onthoud
• Je hebt zuivere stoffen en mengsels. In een zuivere stof zit één soort moleculen. In een mengsel zitten minimaal twee soorten moleculen.
• Mengsels kun je zuiveren door scheidingsmethoden te gebruiken. Voorbeelden van scheidingsmethoden zijn filtreren en indampen. Bij het scheiden van stoffen sorteer je moleculen.
• De eigenschappen van een stof kun je alleen vaststellen door de zuivere stof te bekijken en te onderzoeken. Alleen dan weet je zeker of de onderzochte eigenschappen echt bij die ene stof horen.
• Enkele stofeigenschappen zijn geur, kleur, oplosbaarheid, elektrische geleiding en dichtheid.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H4.2 Smeltpunt en kookpunt
Temperatuur-tijddiagram
Damp of gas
Koken onder druk

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

het smeltpunt/traject en kookpunt/traject van een stof aflezen uit een temperatuur-tijddiagram.

Slide 8 - Tekstslide

Smeltpunt/stolpunt en kookpunt staan in Binas. Het zijn stofeigenschappen. 

In de vloeibare fase ontstaat er ook al waterdamp, dit is wel vele malen minder dan tijdens het koken. 

Als je een vloeistof verwarmt, zal hij bij een bepaalde temperatuur gaan koken. Je ziet dan overal in de vloeistof dampbellen ontstaan. De vloeistof verdampt dan niet alleen aan het vloeistofoppervlak zoals bij ‘gewoon’ verdampen, maar overal in de vloeistof. 

Tijdens het smelten en koken gaat alle energie (warmte) die je in de stof stopt in het smelten of verdampen van de stof. De stof wordt tijdens dit proces dus niet warmer! Hij neemt wél energie op!

Damp of gas?
Wanneer gebruik je het woord damp en wanneer gas?
Damp:
  • Gebruik je voor stoffen die onder normale omstandigheden vloeibaar kunnen zijn (bv water, benzine)
Gas:
  • Gebruik je voor stoffen die bij kamertemperatuur alleen als gas voorkomen.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koken onder hoge druk
  • Hoogte kookpunt afhankelijk van luchtdruk. 

  • Hoe hoger de luchtdruk =>      hoe hoger het kookpunt. 

  • vormen minder gemakkelijk dampbellen als de druk groter is. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onthoud
• De fase van een stof is een eigenschap waar je een stof aan kunt herkennen. Er zijn drie fasen: de gasvormige, de vloeibare en de vaste fase.
• Het smeltpunt van een stof is de temperatuur waarbij een stof smelt. Als je een vaste stof verwarmt, dan zal hij gaan smelten. Als je doorgaat met verwarmen, zal de temperatuur niet verder oplopen. De toegevoerde warmte wordt dan gebruikt om de stof te laten smelten.
• Als je de vloeistof na het smelten weer afkoelt, begint hij op een gegeven moment te stollen. De temperatuur is dan even hoog als tijdens het smelten. Het smeltpunt is dus gelijk aan het stolpunt.
• Een stof kookt als in de gehele vloeistof dampbellen ontstaan. De temperatuur waarop een stof kookt noem je het kookpunt. Zolang de stof kookt blijft de temperatuur constant.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H4.3 Veilig werken met stoffen
Gevaarlijke stoffen
Informatie op etiketten
Veilig werken
Mileubewust werken
EXTRA Lood
Begrippen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen H4.3
4.3.1 Je kunt zeven gevaren beschrijven die stoffen voor mensen kunnen opleveren.
4.3.2 Je kunt de informatie toelichten die je op etiketten en veiligheidskaarten tegenkomt.
4.3.3 Je kunt de betekenis uitleggen van de pictogrammen op etiketten van gevaarlijke stoffen.
4.3.4 Je kunt de regels noemen die gelden als je met gevaarlijke stoffen werkt.
4.3.5 Je kunt uitleggen hoe je voorkomt dat schadelijke stoffen in het milieu terechtkomen.
4.3.6 Je kunt de eigenschappen en de gevaren van het metaal lood benoemen. (extra stof)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op een fles accuzuur staat de waarschuwing dat de inhoud ‘bijtend’ is. Wat wordt daarmee bedoeld?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevaarlijke stoffen
Gevarensymbolen en veiligheidspictogrammen

Binas tabel 31 & 39

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veiligheid stoffen
Informatie op etiketten!
  • veiligheidspictogrammen (31 & 39)
  • H-zinnen (Hazard) (gezondheidsgevaren)
  • P-zinnen (Precaution)(voorkomen ongelukken)
  • Concentratie stof (tabel40)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veiligheid stoffen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veiligheid & afval
Nooit zomaar chemicaliën mengen.

Bij dit logo: 
Moet je afval behandelen 
als KCA (klein chemisch afval)

Binas Tabel 43 


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken
Wat: maken opdracht 1 t/m 15 van §4.3
Hoe: online je mag muziek in
Hulp: Docent
Tijd: 20 minuten
klaar: maken test je zelf §4.3
timer
20:00

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is een H-zin?
A
Alvorens te gebruiken, de speciale aanwijzingen raadplegen.
B
Houder onder druk: kan openbarsten bij verhitting.
C
Koel bewaren.
D
Contact met de ogen, de huid of de kleding vermijden.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat staat normaal gesproken niet op het etiket van gevaarlijke stoffen?
A
Om welke stof het gaat
B
Wat de concentratie is
C
Een waarschuwing in woorden
D
Hoe je aan de stof moet ruiken

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sommige stoffen hebben eigenschappen die ze gevaarlijk maken. Zet de woorden op de juiste plaats.
Dynamiet is een stof die kan

Benzine is een stof die kan

Zoutzuur is een bijtende


exploderen
branden
stof

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onthoud
• Sommige stoffen die je in huis gebruikt kunnen gemakkelijk in brand vliegen. Deze stoffen noem je ontvlambaar. Stoffen die huidontstekingen en oogbeschadigingen kunnen veroorzaken noem je irriterend.
• De gifwijzer is een boekje en een app, waarin je informatie vindt over giftige stoffen en planten.
• Op etiketten van gevaarlijke stoffen vind je de volgende gegevens:
– de concentratie van de stof;
– H- en P-zinnen;
– pictogrammen.
• Op een veiligheidskaart staat nog meer informatie over een stof dan op het etiket.
• Als je met gevaarlijke stoffen werkt, kun je je op verschillende manieren beschermen:
– een veiligheidsbril opzetten;
– plastic handschoenen dragen;
– een labjas aantrekken.
• Gevaarlijke stoffen horen bij het klein chemisch afval (kca) en niet bij het gewone afval.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H4.4 Chemische reactie
Chemische reactie
Reactie

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chemische reactie






Bij een chemische reactie verdwijnen stoffen én er ontstaan nieuwe stoffen.

  • beginstoffen:  De stoffen die bij d chemische reactie verdwijnen
  • reactieproducten:  de stoffen die ontstaan bij een chemische reactie

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reactieschema

  1. Stoffen die verdwijnen
  2. een pijl
  3. Stoffen die ontstaan


Beginstof(fen) --> Reactieproducten

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende reacties:
- ontleden (altijd 1 beginstof)
water --> waterstof + zuurstof
- verbranding (altijd met zuurstof)
brandstof + zuurstof --> Verbrandingsproducten

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer je suiker in je thee oplost is er een...
A
Fase overgang.
B
Chemische reactie.
C
Geen van beide.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de onderstaande is een chemische reactie?
A
Vlees bakken
B
Water wat ijs wordt
C
Beide zijn een chemische reactie
D
Geen van beide is een chemische reactie

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor een reactie is verbranding?
A
natuurkundige reactie
B
biologische reactie
C
chemische reactie
D
omkeerbare reactie

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer een plas water verdwijnt spreek je van een...
A
Fase-overgang.
B
Chemische reactie.
C
Geen van beide.

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting
Stofeigenschappen

Smeltpunt en kookpunt

Veilig werken met stoffen

Chemische reactie

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aan de slag! (GT)

GT :       Maak van H4.4 opgave 1 t/m 12 (p. 225)
Kader: Maak van H4.4 opgave 1 t/m 14 (p. 222)

Klaar? Huiswerk nakijken H4.1 t/m H4.4

        
timer
15:00

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies