1 havo/vwo grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Programma

1. Leerdoel

2. Terugblik

3. Voornaamwoorden

4. Evaluatie

5. Huiswerk

Leerdoel

Je weet wat de kenmerken en functie van persoonlijke, bezittelijke, aanwijzende en betrekkelijke voornaamwoorden zijn in een zin (R).

Daarna kun je de voornaamwoorden bepalen in een zin (T1), je kunt bijzonderheden aanwijzen en uitleggen (T2) en je kunt zelf nieuwe voorbeelden bedenken (I).

woordsoorten:
Het Nederlandse volk gaat steeds vaker op vakantie in België.
België is:

1. vz
2. ww
3. bn
4. zn

Geef een voorbeeld van een lidwoord.

Geef een voorbeeld van een zelfstandig naamwoord

Geef een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord

Voornaamwoorden

1. persoonlijk voornaamwoord

2. bezittelijk voornaamwoord

3. aanwijzend voornaamwoord

4. betrekkelijk voornaamwoord

persoonlijk + bez voornaamwoord

Wij hebben ons vergist.
wij =

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Mijn fiets is gestolen.

Mijn=

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

'uw' is een.......

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Bedenk een zin met daarin minstens één persoonlijk voornaamwoord en één bezittelijk voornaamwoord.

Aanwijzend voornaamwoord

Betrekkelijk voornaamwoord (betr. vnw.)

Huiswerk

Voor woensdag 27 mei maak je de volgende opdrachten uit Kern:

Les 35, blz. 142/143: opdracht 1 t/m 4