Thema Transport Oefentoets
1 / 30
Lesduur is: 40 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
In welke bestanddelen van het bloed komen celkernen voor?
timer
0:15
A
alleen in rode bloedcellen
B
alleen in witte bloedcellen
C
in rode bloedcellen en bloedplaatjes
D
in rode en witte bloedcellen
Slide 2 - Quizvraag
Bloeddeeltjes ontwikkelen zich uit stamcellen. Waar in het lichaam bevinden zich deze stamcellen?
timer
0:15
A
in de lever
B
in het bloed in de bloedvaten
C
in het hart
D
in het rode beenmerg
Slide 3 - Quizvraag
Welke bloedsomloop wordt beschreven? Hart - Slagaders - Alle organen - Aders - Hart
timer
0:10
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop
Slide 4 - Quizvraag
Welke bloedsomloop begint in de linkerharthelft?
timer
0:05
A
Grote Bloedsomloop
B
Kleine Bloedsomloop
Slide 5 - Quizvraag
In welke bloedsomloop wordt zuurstof opgenomen en koolstofdioxide afgegeven?
timer
0:05
A
Grote bloedsomloop
B
Kleine bloedsomloop
Slide 6 - Quizvraag
Tot welke bloedsomloop hoort de longslagader?
timer
0:05
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop
Slide 7 - Quizvraag
Hoort nummer 1 bij de grote of de kleine bloedsomloop?
A
kleine bloedsomloop
B
grote bloedsomloop
Slide 8 - Quizvraag
nr. 1?
1
2
3
4
5
6
timer
0:15
A
zuurstofarm
kleine bloedsomloop
B
zuurstofrijk
kleine bloedsomloop
C
zuurstofarm
grote bloedsomloop
D
zuurstofrijk
grote bloedsomloop
Slide 9 - Quizvraag
nr. 4
(het streepje onderaan)
1
2
3
4
5
6
timer
0:10
A
zuurstofrijk
B
kleine bloedsomloop
C
grote bloedsomloop
D
de dubbele bloedsomloop
Slide 10 - Quizvraag
Iemand met bloedarmoede voelt zich voortdurend zwak en moe. Een mogelijke oorzaak is een tekort aan ijzerzouten? Hoe noemen we deze ijzerzouten?
timer
0:25
Slide 11 - Open vraag
Gaat het goed tot nu toe?
Heb je vragen?
Heb je vragen?
timer
0:10
A
gaat goed, geen vragen.
B
gaat goed, wel een vraag.
C
Gaat niet goed, moet meer leren.
D
gaat niet goed, heb een vraag.
Slide 12 - Quizvraag
Leg uit wat een trombose is, hoe ontstaat dit?
timer
1:00
Slide 13 - Open vraag
Wat is de functie van de kransslagaders?
timer
1:00
Slide 14 - Open vraag
Waarom wordt onze bloedsomloop een dubbele bloedsomloop genoemd?
timer
0:30
Slide 15 - Open vraag
Waarvoor dient de kleine bloedsomloop?
timer
0:20
Slide 16 - Open vraag
Wat is de belangrijkste functie van de kleine bloedsomloop?
Slide 17 - Open vraag
Wat is het verschil tussen de twee vorige vragen?
timer
0:15
A
Het zijn 2 verschillende onderwerpen.
B
Het zijn dezelfde onderwerpen maar anders gesteld.
C
Het zijn verschillende onderwerpen met hetzelfde antwoord.
D
Zelfde onderwerp en hetzelfde antwoord.
Slide 18 - Quizvraag
Noem 3 kenmerken van de grote bloedsomloop.
timer
2:00
Slide 19 - Open vraag
Leg uit hoe het komt dat dat de hoeveelheid afvalstoffen in het bloed toenemen en de voedingsstoffen afnemen tijdens een bloedsomloop.
timer
1:30
Slide 20 - Open vraag
Via welke aders komt het zuurstofarme bloed in het hart terecht?
timer
0:30
Slide 21 - Open vraag
Hoe heet de grote slagader die het bloed, vanuit het hart naar alle organen brengt?
timer
0:20
Slide 22 - Open vraag
Waardoor is de rechter- en linkerhelft van het hart gescheiden?
timer
0:20
Slide 23 - Open vraag
Noem 2 risicofactoren voor het ontwikkelen van hart- en vaatziekten.
timer
0:30
Slide 24 - Open vraag
De letter Q geeft het bloedvat aan dat bloed vanuit de ademhalingsorganen naar het hart vervoert. Hoe heet dit bloedvat?
timer
0:20
Slide 25 - Open vraag
Slagader
Ader
timer
0:30
Naar het hart toe
Van het hart af
Dikke gespierde wand
Niet zo'n gespierde wand
Overal kleppen
Kleppen bij het hart
Slide 26 - Sleepvraag
In de afbeelding is een doorsnede van een schematisch hart weergegeven. Sleep de onderdelen naar het hart.
timer
1:00
Rechterboezem
Rechterkamer
Linkerboezem
Linkerkamer
Bloed stroomt het hart in
Bloed stroomt het hart in
Bloed stroomt het hart uit
Bloed stroomt het hart uit
Slide 27 - Sleepvraag
Van
Naar
Slagader
Ader
timer
0:30
Hart
Hart
Orgaan
Orgaan
Slide 28 - Sleepvraag
Heb je nog een vraag? feedback? Iets nog onduidelijk? VRAAG HET HIER
timer
1:30
Slide 29 - Open vraag
Hoe nuttig vond je deze herhaling?
A
erg nuttig
B
beetje nuttig
C
ik heb er niet veel van geleerd
D
helemaal niet nuttig
