Gesprekken Voeren Tips,info en beoordeling 002

Spreken en gesprekken voeren
Examens
Niveau
Kennen/kunnen

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 2-4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spreken en gesprekken voeren
Examens
Niveau
Kennen/kunnen

Slide 1 - Tekstslide

Instelling examens
  • 2 Instellingsexamens
  • 2 beoordelaars 
  • Per examen twee onderdelen
  • voorbereidingstijd + woordenboek
  • Spreken 4 tot 6 minuten
  • Gesprekken voeren ong. 4 min. kort gesprekje met docent

Slide 2 - Tekstslide

Spreken A2
Ik kan een reeks uitdrukkingen en zinnen gebruiken om in eenvoudige bewoordingen mijn familie en andere mensen, leefomstandigheden, mijn opleiding en mijn huidige of meest recente baan te beschrijven.

Slide 3 - Tekstslide

Examen spreken
  • Voorbereiden met woordenboek > steekwoorden
  • Jij spreekt ong. 4 minuten alleen
  • Onderwerpen zoals: Jezelf, je omgeving, je werk/stage, Nederland.

Slide 4 - Tekstslide

Gesprekken voeren A2
Ik kan communiceren over eenvoudige en alledaagse taken die een eenvoudige en directe uitwisseling van informatie over vertrouwde onderwerpen en activiteiten betreffen. Ik kan zeer korte sociale gesprekken aan, alhoewel ik gewoonlijk niet voldoende begrijp om het gesprek zelfstandig gaande te houden.

Slide 5 - Tekstslide

Examen gesprekken voeren
  • Voorbereiden met woordenboek > steekwoorden
  • Jij spreekt  ong. 4 min met de docent. 
  • Onderwerpen zoals: Jezelf, je omgeving, je werk/stage, Nederland, de weg wijzen, social talk.

Slide 6 - Tekstslide

Waar word je op beoordeeld?
  • Hou je je aan de opdracht, alles genoemd?
  • woordenschat / woordgebruik / grammatica
  • Zijn de zinnen verbonden (and, but, because etc)
  • (GV) Interactie
  • Vloeiendheid / Uitspraak
Niet verstaanbaar/ te veel Nederlandse taal (niet accent) = geen cijfer!

Slide 7 - Tekstslide

Tips spreken/gesprekken voeren

  • Mogelijke onderwerpen > verbreed je woordenschat
  • Oefen met grammatica
  • Als je een woord niet weet omschrijf het dan > GEEN NEDERLANDS!
  • Steekwoorden/ vertaling alleen gebruiken in een goed lopende zin

Slide 8 - Tekstslide

Hoe kan je ''de kinderopvang'' omschrijven zonder letterlijk te vertalen?

Slide 9 - Open vraag

Wat is ''stage'' in het Engels.

Slide 10 - Open vraag

Tips gesprekken voeren
  • Vraag om herhaling, dit geeft je meer nadenk tijd.
  • Herhaal een deel van de vraag, zo krijg je een langer antwoord.
  • Beantwoord vragen niet alleen met yes/no.

Slide 11 - Tekstslide

Jezelf voorstellen
  • Hoe heet je?
  • Hoe oud ben je?
  • Waar woon je? Met wie?
  • Wat studeer je?
  • Waar werk je/ loop je stage?

Tip: Noem alle delen in je examen.

Slide 12 - Tekstslide

Hoe begroet je nieuwe
collega in het Engels?

Slide 13 - Woordweb

Formal options
"Hello and welcome to the team!"

Greetings and a warm welcome to our company!

"Good morning/afternoon and welcome aboard!"
Informal options
"Hi, it's great to meet you. I'm [jouw naam]."

Hey, what's up? I heard you're the newest addition to the team.

Slide 14 - Tekstslide

Hoe vraag wat je collega gaat doen op het werk?


Slide 15 - Woordweb

What tasks will you have here?

What will your responsibilities be in your new role?

Can you tell me more about what your day-to-day tasks will look like in your new position?

Slide 16 - Tekstslide

👍/👎?
Noem minimaal twee
werkzaamheden van jou

Slide 17 - Woordweb

Vertaal de vraag: Hoelang werk je al bij dit bedrijf/ deze instelling?

Slide 18 - Open vraag

Hoe begint je zin als je
je mening wilt geven?

Slide 19 - Woordweb

Giving your opinion                                     ​As far as I am concerned, ... ​
Speaking personally, ...​
From my point of view, ... ​
I would say that ... ​
It seems to me that ... ​
I am under the impression that ... ​

                  ​























"In my opinion...
"From my perspective....
"I believe that ....
"In my experience....
"Personally, I think that
"I think that...
My impression is that ... ​

Slide 20 - Tekstslide

To make an appointment

Wees beleefd. 
Gebruik de juiste voorzetsel

Slide 21 - Tekstslide

Translate this sentence : "Ik zou graag een afspraak willen maken voor volgende week woensdag om 10 uur 's ochtends."

Slide 22 - Open vraag

Beoordeling
Die beoordeling gaat in drie stappen: de precondities, de niveaubepaling en de cijferbepaling. 

Slide 23 - Tekstslide

Precondities
De opdrachten zijn in het Engelsgesproken;
De opdrachten zijn voldoende verstaanbaar;
Je hebt minimaal 80% van de totale opdracht uitgewerkt.

Note: Wanneer je examen niet voldoet aan al deze precondities, gaat de beoordeling niet verder en is het eindcijfer een 1,0.

Slide 24 - Tekstslide

Niveaubepaling
Samenhang
Bereik en beheersing van de woordenschat
Interactie 
Grammaticale correctheid
Vloeiendheid
Uitspraak
Afstemming taalgebruik op doel en gesprekspartners

Slide 25 - Tekstslide

Samenhang
Je mag nog fouten maken in het aanbrengen van opbouw in het gesprek. Je gebruikt eenvoudige, veelvoorkomende voeg-en verwijswoorden (zoals ‘because’, ‘but’, ‘then’, ‘this’ en ‘him’)

Slide 26 - Tekstslide

Woordenshat
Je hebt voldoende woordenschat om je te redden bij belangrijke levensbehoeften en je kunt een beperkt aantal uit het hoofd geleerde uitdrukkingen gebruiken om te voorzien in alledaagse behoeften. Je gebruikt lidwoorden meestal op de juiste manier. Met voorzetsels mag je nog vaak fouten maken in veelvoorkomende combinaties (zoals ‘on the table’)

Slide 27 - Tekstslide

Interactie
Het lukt je vaak nog niet om het gesprek zelf op gang te houden, maar je reageert vooral op vragen en eenvoudige uitspraken. Je houdt de communicatie in stand met behulp van eenvoudige strategieën (zoals onbegrip aangeven, vragen om herhaling of gebruikmaken van fillers en stopwoorden). Je gebruikt af en toe nog een overkoepelend begrip (zoals ‘fruit’ in plaats van ‘orange’) of ‘verbuitenlandst’ een woord uit je moedertaal.

Slide 28 - Tekstslide

Grammaticale correctheid
Je gebruikt een aantal eenvoudige constructies correct, maar je mag nog basale fouten maken. De woordvolgorde is meestal correct. Je gebruikt zo nu en dan bijzinnen. De vormen van veelvoorkomende werkwoorden zijn meestal juist. Met de werkwoordstijden mag je nog veel fouten maken. Je verbuigt naamwoorden in een aantal uit het hoofd geleerde constructies (zoals ‘house/houses’). Dit gebeurt nog niet altijd goed.

Slide 29 - Tekstslide

Vloeiendheid
Je spreektempo is vrij laag. Je gebruiktzeer korte zinsdelen met voldoende gemak, ondanks duidelijke aarzelingen en valse starts.

Slide 30 - Tekstslide

Uitspraak
Je bent over het algemeen duidelijk verstaanbaar, ondanks een merkbaar accent. Je gesprekspartner moet af en toe nog om herhaling vragen.

Slide 31 - Tekstslide

Afstemming taalgebruik op doel en gesprekspartner(s)

Je hanteert zeer korte sociale contacten door gebruik te maken van alledaagse beleefdheidsvormen

Slide 32 - Tekstslide

Oefenen in Duos 
25-30 minuten
Je gaat examenversie 002 oefenen met je partner
Role Play - Write your sentences in each line. 
Ask for feedback when you are done. 

Slide 33 - Tekstslide

GOOD LUCK

Slide 34 - Tekstslide