In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
quiz RM
Slide 1 - Tekstslide
1. Een drogisterijketen heeft elke drie maanden een 1+1 gratis-actie voor een deel van het assortiment. Welke vorm van korting past de drogisterijketen toe?
A
kwantumkorting
B
promotionele korting
C
betalingskorting
Slide 2 - Quizvraag
2. Wat is een verkoopzwakke zone?
A
De schapruimte die gebruikt wordt om nieuwe producten te presenteren.
B
De schapruimte met artikelen waarvoor geen extra service wordt geboden.
C
De schapruimte waar artikelen staan met een kleine invloed op de omzet.
Slide 3 - Quizvraag
3. Een bouwmarkt wil vaste klanten belonen met kortingen en andere extra’s. Het bedrijf wil daarnaast inzicht in het aankoopgedrag van consumenten. Welk communicatiemiddel voor salespromotie is in dit geval het meest geschikt?
A
Klantenkaart
B
Langdurige spaaractie
C
Product-plus-methode
Slide 4 - Quizvraag
4. Wat is de customer journey?
A
De stappen die een product aflegt, voordat deze bij de klant terechtkomt.
B
De stappen die een klant doorloopt, voordat hij overgaat tot een aankoop.
C
De route die een klant door een winkel neemt, voor hij bij de kassa komt.
Slide 5 - Quizvraag
5. Een bakker verkoopt brood en gebak. In totaal worden er 84 verschillende producten verkocht. Welk soort assortiment heeft de bakker?
A
Consistent
B
Lang
C
Breed
Slide 6 - Quizvraag
6. Een elektronicawinkel heeft een afdeling met laptops, vaste computers en tablets. Welk soort producten zijn laptops, vaste computers en tablets?
A
Substitutie
B
Follow-up
C
Complementair
Slide 7 - Quizvraag
Noem een voorbeeld van een follow-up artikel?
Slide 8 - Woordweb
7. Sarah Dijkstra verkoopt haar nieuwe collectie kleding via haar webshop en social media. Van welke vorm van niet-winkelverkoop is hier sprake?
A
Niet gepersonaliseerd
B
Geparallelliseerd
C
Gepersonaliseerd
Slide 9 - Quizvraag
8. Een elektronicawinkel heeft een afdeling met laptops, pc’s en tablets. Welke vorm van family-grouping past de elektronicawinkel toe?
A
Consumptieverwantschap
B
Productieverwantschap
C
Prijsverwantschap
Slide 10 - Quizvraag
9. Individuele (mogelijke) klanten benaderen, bijvoorbeeld via post, social media of e-mail Welk marketingcommunicatie-instrument is hier beschreven?
A
Word of Mouth Marketing (WOMM)
B
Direct marketing
C
Persoonlijke verkoop
Slide 11 - Quizvraag
10.Wat is een element van de productmix?
A
Persoonlijke verkoop
B
Garantie
C
Distributie
D
Voorraadbeheer
Slide 12 - Quizvraag
11. Een klant doet boodschappen bij een online supermarkt. Hij volgt de suggesties die de supermarkt doet. Waarvan is sprake in deze online winkel?
A
Gedwongen routing
B
Ongedwongen routing
Slide 13 - Quizvraag
12. Een biologische supermarkt organiseert een kookworkshop. Hier worden gerechten gemaakt van producten uit de supermarkt. Van welke marketingvorm is hier sprake?
A
Reviewmarketing
B
Viral marketing
C
Relatiemarketing
D
Experience marketing
Slide 14 - Quizvraag
13. Er komen steeds meer outletstores in de winkelstraten. De concurrentie wordt steeds groter. In welke fase van de productlevenscyclus zit de outletstore?
A
Introductie
B
Volwassenheid
C
Groei
Slide 15 - Quizvraag
14. In een kledingwinkel kunnen klanten zelf artikelen passen en afrekenen aan de kassa. Er is personeel in de winkel aanwezig voor klanten die hulp nodig hebben. Van welk verkoopsysteem is hier sprake?
A
Semi-zelfbediening
B
Bediening
C
Bedien-u-zelf (BUZ)
Slide 16 - Quizvraag
15. Sommige consumenten kopen nooit in een discountwinkel. Zij denken dat deze winkels goedkope producten met een slechte kwaliteit verkopen. Welke factor beïnvloedt het koopgedrag van deze consumenten?
A
Levensstijl
B
Motivatie
C
Cultuur
D
Attitude
Slide 17 - Quizvraag
16. Een meubelzaak wil klanten laten zien hoe bepaalde meubels in elkaar gezet moeten worden. Welk medium is in dit geval het meest geschikt?
A
Instagram
B
TikTok
C
YouTube
Slide 18 - Quizvraag
17. Tot welk gedeelte van de winkeloppervlakte behoren paskamers?
A
Operationele oppervlakte
B
Serviceoppervlakte
C
Verkoopoppervlakte
Slide 19 - Quizvraag
18. Sharon Schipper gaat met haar moeder naar Amsterdam om te winkelen. Ze hebben vooraf nog geen idee of ze wat gaan kopen. Ze zien het als een dagje uit. Van welk consumentengedrag is hier sprake?
A
Prijsshopping
B
Funshopping
C
Runshopping
Slide 20 - Quizvraag
19. Een klant kijkt naar de voor- en nadelen van verschillende winkels. Om welke fase van het koopbeslissingsproces gaat het hier?
A
Keuze van verkoopkanaal
B
Evaluatie alternatieven
C
Informatie zoeken
Slide 21 - Quizvraag
20. Een schoenenfabrikant verkoopt zijn schoenen alleen bij schoenenwinkels met een hoog prijsniveau en een goed imago. Waarvan is hier sprake?
A
Exclusieve distributie
B
Selectieve distributie
C
Intensieve distributie
Slide 22 - Quizvraag
21. Bikes4You verkoopt tweedehandsfietsen en heeft een werkplaats voor reparaties. De winkel bedient klanten uit een klein gedeelte van de stad. Van welke winkelformule is hier sprake?
A
Merkwinkel
B
Buurtwinkel
C
Conceptstore
Slide 23 - Quizvraag
22. Een retailer biedt zijn producten aan via verschillende online en fysieke verkoopkanalen. Van welke winkelformule is dit een kenmerk?
A
Bricks en clicks
B
Pure player
C
Bricks-clicks-ticks-flicks-smicks
Slide 24 - Quizvraag
23. Een producent van cosmetica gebruikt verschillende merknamen voor verschillende producten, zoals shampoo en deodorant. Wat voor soort merk is dit?
A
Private label
B
Individueel merk
C
Paraplumerk
Slide 25 - Quizvraag
24. in een elektronicawinkel zijn verschillende afdelingen. Op de afdeling Telefonie worden smartphones speciaal voor senioren verkocht. Waar vallen smartphones voor senioren onder?
A
Artikelgroep
B
Artikelsoort
C
Artikelvariëteit
Slide 26 - Quizvraag
25. Een kledingwinkel verkoopt T-shirts. Hoe meer T-shirts een klant koopt, hoe meer korting hij krijgt. Waarvan is hier sprake?
A
Crossselling
B
Upselling
C
Deepselling
Slide 27 - Quizvraag
26. Een cola fabrikant start een landelijke tv-campagne om een nieuwe smaak cola te promoten. Van welke marketingvorm is hier sprake?
A
Detailistenmarketing
B
Consumentenmarketing
C
Dienstenmarketing
Slide 28 - Quizvraag
27. Een webshop in ondergoed richt zich op mensen die weinig moeite willen doen voor hun aankoop. Welk segmentatiecriterium past deze webshop toe?
A
Psychografisch
B
Gedrag
C
Demografisch
D
Socio-economisch
Slide 29 - Quizvraag
28. Een kledingwinkelketen steekt veel tijd en energie in het trainen van het personeel. Het bedrijf wil hiermee bereiken dat klanten goed geholpen worden tijdens het winkelen. Van welk onderdeel van customer service is hier sprake?
A
Salesservice
B
Aftersalesservice
C
Pre-salesservice
Slide 30 - Quizvraag
29. Een biologische supermarkt biedt recepten aan met producten uit het eigen assortiment. Het bedrijf wil de recepten promoten onder consumenten. Welk communicatiemiddel is in dit geval het meest geschikt?
A
Raambiljet
B
Schapkaart
C
Folder
Slide 31 - Quizvraag
30. Een fietsenwinkel verkoopt elektrische fietsen voor senioren. Het bedrijf gaat dezelfde elektrische fietsen aanbieden aan jongeren die naar school gaan. Van welke groeistrategie is hier sprake?
A
Marktpenetratie
B
Productontwikkeling
C
Diversificatie
D
Marktontwikkeling
Slide 32 - Quizvraag
31. Een kledingwinkelketen breidt het assortiment uit met een scherp geprijsde basic-lijn. Van welke assortimentsstrategie is hier sprake?
A
Trading down
B
Brand extension
C
Trading up
Slide 33 - Quizvraag
32. Een webshop in campingartikelen plaatst een klikbare reclame-uiting op de websites van grote campings. Welk communicatiemiddel past de webshop toe?
A
Banner
B
Advertorial
C
QR-code
Slide 34 - Quizvraag
33. Bij welke winkelformule is sprake van prijsdistributie?
A
Een kledingwinkel met veel personeel en mogelijkheid tot personal shopping
B
Een fietsspeciaalzaak met veel keuze in verschillende fietsen en fietsaccessoires
C
Een drogisterijketen met een eenvoudige inrichting en zelfscankassa's
Slide 35 - Quizvraag
34. De broodafdeling van een supermarkt heeft het niet altijd even druk. ’s Ochtends is het erg druk en moet er extra personeel worden ingezet. ’s Avonds is het juist erg rustig op de afdeling. Van welk kenmerk van diensten is hier sprake?
A
heterogeniteit
B
ontastbaarheid
C
verganklijkheid
D
interactieve consumptie
Slide 36 - Quizvraag
35 in welke situatie is er sprake van restyling?
A
Een drogisterijwinkel past de routing aan van gedwongen naar ongedwongen.
B
Een schoenenwinkel koopt nieuwe schappen van duurzaam materiaal.
C
Een supermarktketen vervangt een deel van de kassa's door zelfscankassa's.
Slide 37 - Quizvraag
36. Een kledingbedrijf richt zich alleen op het verkopen van dure kinderkleding van hoge kwaliteit. Waarvan is hier sprake?