les 1 en 2 week 1 wiskunde: herhaling hoofdstuk 6 en tips
Vlakke meetkunde H6
In deze les behandelen we hoofdstuk 6 en krijg je een aantal tips bij de sommen die je moet maken.
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4
In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Vlakke meetkunde H6
In deze les behandelen we hoofdstuk 6 en krijg je een aantal tips bij de sommen die je moet maken.
Slide 1 - Tekstslide
Lijnen
-lijnen a en b staan loodrecht op elkaar (maken een rechte hoek),
-lijnen b en c zijn evenwijdig aan elkaar (snijden elkaar nooit)
-bij het tekenen van de lijnen gebruik je de geodriehoek
Slide 2 - Tekstslide
Wat zijn loodrechte lijnen?
Lijnen die...
A
even lang zijn.
B
overal even dik zijn.
C
een hoek van 90 graden maken.
D
overal dezelfde afstand tussen de lijnen hebben.
Slide 3 - Quizvraag
Welke lijn is evenwijdig aan lijn b ?
Welke lijn is evenwijdig
aan lijn b ?
A
lijn a
B
lijn c
C
lijn d
D
geen enkele lijn
Slide 4 - Quizvraag
Wat voor lijn is lijn k?
A
middelloodlijn
B
deellijn
C
scherpe lijn
D
bissectrice
Slide 5 - Quizvraag
Wat voor lijn is lijn d?
A
Middelloodlijn
B
Zwaartelijn
C
Bissectrice
D
Hoogtelijn
Slide 6 - Quizvraag
Wat zijn evenwijdige lijnen?
Lijnen die...
A
even lang zijn.
B
overal even dik zijn.
C
een hoek van 90 graden maken.
D
overal dezelfde afstand tussen de lijnen hebben.
Slide 7 - Quizvraag
Hoeken
Een hoek heeft een hoekpunt en twee benen.
Bij het hoekpunt staat een hoofdletter
Slide 8 - Tekstslide
Hoeken
er zijn 4 soorten hoeken:
A: een rechte hoek
B: een scherpe hoek <
C: een stompe hoek > en <
D: een gestrekte hoek
90°
90°
90°
180°
180°
Slide 9 - Tekstslide
Verbindt de soorten hoeken met de bijbehorende kenmerken.
📝Sleep de gele tekst naar de gele vakken, en sleep de rode begrippen naar de rode vakken.
opdracht
A
B
C
D
E
F
∠A
∠B
∠C
∠D
∠E
∠F
= 90°
< 90°
> 90°
= 180°
> 180°
= 360°
rechte hoek
stompe hoek
volle hoek
gestrekte hoek
scherpe hoek
inspringende hoek
Slide 10 - Sleepvraag
Hoeken tekenen en meten
Hoeken kan je met een geodriehoek of een koershoekmeter tekenen en meten.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Kijkhoek
De kijklijnen zijn de lijnen vanaf het middelpunt tussen de ogen, langs de randen van het raam.
De kijkhoek is de hoek tussen de twee kijklijnen.
Slide 13 - Tekstslide
Koers
Een windroos heeft 16 windstreken (bv N, NNO, NO, ONO, O)
En onderverdeling in graden
Noord = Oost =
Als gevraagd wordt om een koers, geef je antwoord dan in graden.
90°
0°
Slide 14 - Tekstslide
Kaart en schaal
Schaal 1:500.000 betekent
1 cm op de kaart is 500.000 cm in het echt dus
1 cm op de kaart = 5 km in het echt
Vuistregel:
afstand over de weg = 1,2 x afstand hemelsbreed
Slide 15 - Tekstslide
Eigenschappen van vlakke figuren
Zorg dat je de figuren met eigenschappen kent en kan herkennen
Slide 16 - Tekstslide
lijnsymmetrie
(de rode lijnen zijn de symmetrieassen)
Zorg dat je de figuren met eigenschappen kan herkennen
Slide 17 - Tekstslide
Symmetrie
Bij draaisymmetrie kan je een figuur om het middelpunt draaien en komt het op zichzelf terecht. Bij de figuur hiernaast is de kleinste draaiboek 45' De draaihoek bereken je door 360 graden te delen door het aantal hoeken in het middelpunt
Bij evenwijdige lijnen kan je schuifsymmetrie toepassen. Omdat overstaande hoeken gelijk zijn geldt hier:
S1=S3=R1=R3 en S2=S4=R2=R4
Slide 18 - Tekstslide
w
C
A
B
vanuit LC :
AB is de overstaande zijde,
AC is de aanliggende zijde
vanuit LB :
AC is de overstaande zijde,
AB is de aanliggende zijde
BC is altijd de schuine zijde
(tegenover de rechte hoek)
Slide 19 - Tekstslide
SOS CAS TOA
sin∠=schuinezijdeoverstaandezijde
sinus, cosinus en tangens ronden we af op 3 decimalen
cos∠=schuinezijdeaanliggendezijde
tan∠=aanliggendezijdeoverstaandezijde
SOS
CAS
TOA
Slide 20 - Tekstslide
Hoe zit het ook alweer: de stelling van Pythagoras
kz
kz
lz
_________________+
5
12
?
25
144
169
PR=√169=13
Slide 21 - Tekstslide
zijde berekenen als de hoek bekend is
C
A
B
15 cm
35°
?
tan∠B=AO
tan35=15?
2=36
?=tan35⋅15
Weet je de noemer (onder de streep) niet dan ga je delen.
Weet je de teller (boven de steep) niet dan ga je vermenigvuldigen
tan35⋅15=10,5
AC = 10,5 cm
Slide 22 - Tekstslide
Hoe zit het ook alweer: de stelling van Pythagoras