Klas 3 | week 6.1 (p2)
1 / 49
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
belachelijk
Slide 5 - Open vraag
ik verveel me
Slide 6 - Open vraag
verkorten
Slide 7 - Open vraag
vreugde
Slide 8 - Open vraag
efficiënt
Slide 9 - Open vraag
zich verdedigen
Slide 10 - Open vraag
voordeel
Slide 11 - Open vraag
gevaarlijk
Slide 12 - Open vraag
gauw
Slide 13 - Open vraag
exercice 21
ridicule
je m'ennuie
raccourcir
se défendre
efficicace
avantage
dangereux
Slide 14 - Sleepvraag
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
la fille est GRANDE.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
Slide 17 - Quizvraag
Le train roule RAPIDEMENT.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
Slide 18 - Quizvraag
Je suis MIEUX en sport que toi.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
Slide 19 - Quizvraag
Le film est LONG.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
Slide 20 - Quizvraag
Il parle MAL français.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
Slide 21 - Quizvraag
Elle roule DANGEREUSEMENT.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
Slide 22 - Quizvraag
Je joue BIEN.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Link
Slide 27 - Tekstslide
J'ai mangé une banane.
A
présent
B
passé composé
C
imparfait
D
futur
Slide 28 - Quizvraag
Mes parents habitaient à Paris.
A
présent
B
passé composé
C
imparfait
D
futur
Slide 29 - Quizvraag
Je joue au foot.
A
présent
B
passé composé
C
imparfait
D
futur
Slide 30 - Quizvraag
Le train roulait rapidement.
A
présent
B
passé composé
C
imparfait
D
futur
Slide 31 - Quizvraag
Je parle français.
A
présent
B
passé composé
C
imparfait
D
futur
Slide 32 - Quizvraag
Nous étions à Paris le weekend dernier.
A
présent
B
passé composé
C
imparfait
D
futur
Slide 33 - Quizvraag
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Isis ______ très jolie dans sa robe hier!
- être -
- être -
Slide 36 - Open vraag
Isis ______ très jolie dans sa robe hier!
- être -
- être -
Slide 37 - Open vraag
Nous ______ des pizzas en Italie.
- manger -
- manger -
Slide 38 - Open vraag
Tim et Pierre ______ souvent à la plage.
- aller -
- aller -
Slide 39 - Open vraag
Vous ______ à Paris avant?
- habiter -
- habiter -
Slide 40 - Open vraag
je ______ mes devoirs chaque jour.
- faire / nous faisons -
- faire / nous faisons -
Slide 41 - Open vraag
Tu ne ______ pas que c’était mon anniversaire hier?
- savoir / nous savons -
- savoir / nous savons -
