V4 - herhaling luchtcirculatie / klimaten

VWO 4 - Luchtcirculatie / klimaten
Programma:
  • Interactieve doorloop van de stof (20 minuten)
  • Daarna: zelfstandig leren / individuele vragen
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

VWO 4 - Luchtcirculatie / klimaten
Programma:
  • Interactieve doorloop van de stof (20 minuten)
  • Daarna: zelfstandig leren / individuele vragen

Slide 1 - Tekstslide

Waarom ligt er in Zwitserland vaker sneeuw dan in Nederland?
Waarom ligt er in Finland vaker sneeuw dan in Nederland?
Waarom ligt er in Polen vaker sneeuw dan in Nederland?
Welke temperatuurfactor speelt een rol?
Hoogteligging
Breedteligging
Afstand tot zee

Slide 2 - Sleepvraag

Slide 3 - Tekstslide

Hoeveel graden is het op 2000 meter als het op zeeniveau 18 graden is?

Slide 4 - Open vraag

Bestudeer dit plaatje ...

Slide 5 - Tekstslide

Aanlandige wind maakt de zomers in Nederland relatief ..... (1) en de winters relatief ....(2)
A
1=koel 2=zacht
B
1=warm 2=koud
C
1=koud 2=warm
D
1=zacht 2=koel

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Warme lucht ..... (1)
hierbij ......(2) de waterdamp
A
1=daalt 2=condenseert
B
1=stijgt 2=verdampt
C
1=daalt 2=verdampt
D
1=stijgt 2=condenseert

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Hogedrukgebieden vind je bij deze breedtegraden:
A
0 en 30
B
30 en 60
C
30 en 90
D
60 en 90

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

0 graden
30 graden
60 graden
90 graden
polair maximum
equatoriaal minimum
Subpolair minimum
Subtropisch maximum
Hier starten de passaatwinden
Hier waaien de passaatwinden heen
ITCZ

Slide 13 - Sleepvraag

bron 6 in je leerboek:

Slide 14 - Tekstslide

Maak de Wet van Buijs Ballot af: 'Wind stroomt van een ......-drukgebied (1) naar een .......-drukgebied (2) met op het noordelijk halfrond een afwijking naar ..... (3) en op het zuidelijk halfrond een afwijking naar ..... (4)

Slide 15 - Woordweb

Slide 16 - Tekstslide

In december ligt de ITCZ ten ...... (1) van de evenaar en in juni ligt de ITCZ ten ......(2) van de evenaar
A
1=noorden 2=zuiden
B
1=zuiden 2=noorden

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

In juli heerst in India de .......... (1)-moesson. Deze is .......... (2) en brengt ........(3) neerslag mee.
A
1=noordoost 2=aanlandig 3=weinig
B
1=zuidwest 2=aanlandig 3=veel
C
1=noordoost 2=aflandig 3=veel
D
1=zuidwest 2=aflandig 3=veel

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Toepassen van de leerstof over luchtcirculatie

met behulp van een paar examenvragen

Slide 23 - Tekstslide


Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide


Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide


Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Tekstslide

Zeestromen en klimaatgebieden

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

In noord-oost Canada is de gemiddelde jaartemperatuur lager dan in Noord-Noorwegen. Wat is hiervan de oorzaak? Geef antwoord in een volledige zin.

Slide 32 - Open vraag

"doordat het water bij IJsland is .............. (A) en het zoutgehalte is ..............(B) is de dichtheid van het water .............(C)
A = afgekoeld
B = toegenomen
C = zwaarder geworden

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide