Uiteenzetting les 1: Uiteenzetting, Achtergrondartikel, Bouwplan

Nederlands
Schrijven: Uiteenzetting
Les 1
havo 2
P1 2023-2024
timer
10:00
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Schrijven: Uiteenzetting
Les 1
havo 2
P1 2023-2024
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Vooruitblik
... heb je jouw voorkennis over schrijfvaardigheid uit lj 1 opgehaald.
...weet je in grote lijnen hoe de schrijfopdracht van leerjaar 2 er uitziet.
...weet je wat de verschillen zijn tussen een uiteenzetting en een betoog.

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog over schrijven in leerjaar 1?
Welke begrippen herinner jij je nog?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Schrijven in leerjaar 2
In een uiteenzetting geeft de schrijver uitleg over een onderwerp. Hij legt bijvoorbeeld uit hoe iets in elkaar zit, hoe iets werkt of hoe iets gebruikt moet worden. De schrijver geeft nooit zijn mening in een uiteenzetting.

Tekstoort: uiteenzetting
Tekstdoel: Informeren

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Achtergrondartikel (uiteenzetting)
Bij een achtergrondartikel is de vraag niet: Wat is er gebeurd?
Maar: Hoe is het gebeurd? (Waarom? En wat zijn de gevolgen?)

Voorbeeld: Op Prinsjesdag wordt het financiële beleid van het kabinet voor het nieuwe jaar bekend gemaakt. (doel: informeren)

In een nieuwsartikel (doel:informeren) hierover wordt beschreven wat er met Prinsjesdag bekend is gemaakt.

In een achtergrondartikel (uiteenzetting, doel: informeren) hierover wordt beschreven hoe het kabinet tot deze keuzes is gekomen.


Slide 7 - Tekstslide

Het schrijfdoel van een uiteenzetting is:
A
Informeren
B
activeren
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 8 - Quizvraag

In een uiteenzetting komen nooit meningen van de schrijvers voor:
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Een belangrijk kenmerk van de uiteenzetting is dat deze altijd .... is
A
Interessant
B
Objectief
C
Subjectief
D
Overtuigend

Slide 10 - Quizvraag

Uiteenzetting
Betoog
Tekstdoel = informeren
Tekstdoel = informeren
In de inleiding wordt de mening van de schrijver duidelijk.
De tekst is subjectief.
De tekst is objectief.
In de kern staat de mening van de schrijver, met argumenten
In de kern staan feiten met uitleg.
Tekststructuur =
standpunt-argument

Tekststructuren kunnen zijn:
vraag – antwoord
verschijnsel – verklaring
probleem-oplossing
vroeger – nu (-toekomst)


In de inleiding wordt het onderwerp genoemd.

Slide 11 - Sleepvraag

Uiteenzetting

  • Tekstdoel = informeren
  • Objectief
  • In de kern staan feiten met uitleg.
  • In de inleiding wordt het onderwerp genoemd.
  • Tekststructuren kunnen zijn:
    vraag – antwoord
    verschijnsel – bespreking
    vroeger – nu
    oorzaak – gevolg


Betoog

  • Tekstdoel = overtuigen
  • Subjectief
  • In de kern staat de mening van de schrijver, met argumenten
  • In de inleiding wordt de mening van de schrijver duidelijk.
  • Tekststructuur = standpunt-argument


Slide 12 - Tekstslide

Informeren of overtuigen?

Op de volgende slides staan korte omschrijvingen van situaties. Hieruit kun je het tekstdoel afleiden.
Geef per omschrijving aan welk tekstdoel de schrijver gebruikt.

Slide 13 - Tekstslide

Je leest een artikel in de schoolkrant van een medeleerling. Hij vindt dat het dragen van uniformen verplicht moeten worden op het ATC en geeft hier drie argumenten voor.
A
informeren
B
overtuigen

Slide 14 - Quizvraag

Je krijgt in je mail een bericht van MacDonald's met daarin een aanbieding voor twee McFlurry's voor de prijs van één
A
informeren
B
overtuigen

Slide 15 - Quizvraag

Je leest in de Quest een interessant artikel over hoe een vulkaanuitbarsting kan ontstaan.
A
informeren
B
overtuigen

Slide 16 - Quizvraag

Je vraagt aan een vriend of hij je kan uitleggen waarom je Fortnite niet meer kan downloaden in de appstore.
A
informeren
B
overtuigen

Slide 17 - Quizvraag

Je wil graag meer zakgeld. Je bereid je redenen voor je vraag goed voor en vraagt tijdens het avondeten aan je ouders om een verhoging.
A
informeren
B
overtuigen

Slide 18 - Quizvraag

Uiteenzetting of betoog?
Op de volgende slides staan korte omschrijvingen van de inhoud van een tekst. Hieruit kun je de tekstsoort afleiden.
Geef per omschrijving aan van welke tekstsoort de schrijver waarschijnlijk gebruik heeft gemaakt.

Slide 19 - Tekstslide

In opdracht van een bierproducent ontwerpt een reclamebureau een paginagrote advertentie voor een studentenblad om hun nieuwe biermerk te promoten.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 20 - Quizvraag

Een natuurkundige legt in een jongerenblad uit hoe een regenboog ontstaat.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 21 - Quizvraag

Tijdens de kerstdagen heeft een Amsterdamse journalist een week meegereisd met een familie op ski-vakantie. Voor de krantenlezer geeft hij zijn indrukken van een weekje skiën weer in een beschrijving van die week.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 22 - Quizvraag

Een bezoeker van een dierentuin in Amsterdam legt in een ingezonden brief uit waarom hij het belachelijk vindt dat de dieren niet door bezoekers mogen worden gevoerd.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 23 - Quizvraag

De schrijver vertelt in tekst A over het bestaan en de ontwikkelingen van het ruimteprogramma van NASA.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 24 - Quizvraag

De schrijver waarschuwt artsen en zegt in tekst C van mening te zijn dat nogal wat artsen helaas onvoldoende doorzien dat er grote beperkingen zijn in het zorgsysteem.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 25 - Quizvraag

De schrijver wijst in tekst E op de verschillende mogelijkheden van alternatieve geneeswijzen.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 26 - Quizvraag

Lesdoel behaald?
Ik weet wat de verschillen zijn tussen een uiteenzetting en een betoog.
A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quizvraag

Tot slot: Wat heb je deze les geleerd?

Slide 28 - Open vraag

Einde van deze les
Klaar? dan ga je lezen in je boek.

Slide 29 - Tekstslide