H7 indeling van stoffen

H 7 
Indeling van stoffen
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H 7 
Indeling van stoffen

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 7.1 - Stroomgeleiding
Stoffen kan je indelen op basis van zuivere stoffen en mengsels 

Slide 2 - Tekstslide

Stoffen kan je ook indelen op basis van elektrisch geleidingsvermogen (stofeigenschap)

Twee voorwaarden:
  • De stof moet bestaan uit geladen deeltjes en
  • De geladen deeltjes moeten vrij kunnen bewegen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Drie soorten stoffen op basis van elektrisch geleidingsvermogen:

  1. Metalen
  2. Moleculaire stoffen
  3. Zouten


Slide 5 - Tekstslide

Metalen
Geleiden stroom in zowel vloeibare als vaste fase
Voorbeelden:
IJzer: Fe (s)
Koper: Cu (s)

Slide 6 - Tekstslide

Moleculaire stoffen
Geleiden geen stroom omdat het geen geladen deeltjes zijn. In het molecuul komen geen metalen voor.

Voorbeelden:
  • Kaarsvet: C18H36O2 (s)
  • Water: H2O (l)

Slide 7 - Tekstslide

Zouten
Voorbeeld: Zinkchloride (ZnCl2)
Het molecuul is opgebouwd uit metaal- en niet metaal atomen.

Geleiden in vaste toestand geen stroom, in vloeibare toestand wel

Zouten bestaan dus uit geladen deeltjes, maar die kunnen niet altijd vrij bewegen

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Indeling van stoffen
Geef voor elke stof aan tot welke groep ze behoren door ze naar de juiste plek te slepen.
Metaal
Zout
Moleculaire stof
Kwik
C6H12O6
NaCl
NH3
CO2
ZnS
Wolfraam
KI

Slide 10 - Sleepvraag

Geleidt het wel of geen stroom:
Puur water
A
Geleidt WEL stroom
B
Geleidt GEEN stroom

Slide 11 - Quizvraag

Geleidt het wel of geen stroom:
Kraanwater
A
Geleidt WEL stroom
B
Geleidt GEEN stroom

Slide 12 - Quizvraag

Geleidt het wel of geen stroom:
Gesmolten suiker
suiker = C12H22O11
A
Geleidt WEL stroom
B
Geleidt GEEN stroom

Slide 13 - Quizvraag

Geleidt het wel of geen stroom:
Vast suiker
suiker = C12H22O11
A
Geleidt WEL stroom
B
Geleidt GEEN stroom

Slide 14 - Quizvraag

Geleidt het wel of geen stroom:
Opgeloste suiker in water
suiker = C12H22O11
A
Geleidt WEL stroom
B
Geleidt GEEN stroom

Slide 15 - Quizvraag

Geleidt het wel of geen stroom:
Opgeloste NaCl in water
A
Geleidt WEL stroom
B
Geleidt GEEN stroom

Slide 16 - Quizvraag

Geleidt het wel of geen stroom:
Vast NaCl
A
Geleidt WEL stroom
B
Geleidt GEEN stroom

Slide 17 - Quizvraag

Geleidt het wel of geen stroom:
Gesmolten NaCl
A
Geleidt WEL stroom
B
Geleidt GEEN stroom

Slide 18 - Quizvraag

Welke stelling is waar?
A
Metalen geleiden alleen gesmolten de stroom
B
Metalen geleiden alleen in vaste vorm de stroom
C
Metalen geleiden altijd de stroom
D
Metalen geleiden helemaal geen stroom

Slide 19 - Quizvraag

Hoe heten de geladen deeltjes die in een zout aanwezig zijn, maar niet in een moleculaire stof
A
pionnen
B
elektronen & protonen
C
neutronen
D
ionen

Slide 20 - Quizvraag

Micro vs Macro
Geef aan of hier een begrip/omschrijving op micro of macro niveau gegeven wordt, door ze naar de juiste plek te slepen.
Micro
Macro
H2O
Moleculen
Fase-aanduiding
Stofeigenschap
Stof water
Reactie-vergelijking
Watermolecuul
Oplosmiddel

Slide 21 - Sleepvraag

Moleculaire stoffen bestaan uit moleculen.
Waaruit zijn moleculen opgebouwd?
A
Ionen
B
Atomen

Slide 22 - Quizvraag

Wat voor
soort stof
is dit?
A
Zout
B
Metaal
C
Moleculaire stof

Slide 23 - Quizvraag

Waarom is in het ionrooster het chloride ion groter weergegeven dan het natriumion?
A
Het chloride ion is belangrijker.
B
Het chloride ion lost het eerste op.
C
Beide ionen zijn eigenlijk even groot, verschil is zo duidelijker.
D
Het chloride ion heeft meer elektronen.

Slide 24 - Quizvraag

Welke stof is een voorbeeld van een element?
A
CUSO4
B
NaCl
C
D

Slide 25 - Quizvraag

Welke verbinding heeft de volgende ontleedbare stof:
Alcohol
A
ionaire verbinding
B
moleculaire verbinding

Slide 26 - Quizvraag

Welke verbinding heeft de volgende ontleedbare stof:
IJzeroxide
A
ionaire verbinding
B
moleculaire verbinding

Slide 27 - Quizvraag

Welke verbinding heeft de volgende ontleedbare stof:
Natriumfluoride
A
ionaire verbinding
B
moleculaire verbinding

Slide 28 - Quizvraag

Welke verbinding heeft de volgende ontleedbare stof:
zwavel-di-oxide
A
ionaire verbinding
B
moleculaire verbinding

Slide 29 - Quizvraag

Wat is CO?
En is CO een element of een verbinding?
A
cobalt, een element
B
cobalt, een verbinding
C
koolstofmonoxide, een element
D
koolstofmonoxide, een verbinding

Slide 30 - Quizvraag

Wat is een zout?
A
Een verbinding van een metaal en een niet-metaal
B
een verbinding van twee metalen
C
een verbinding van twee niet-metalen

Slide 31 - Quizvraag

Een verbinding is:
A
een atoom
B
een molecuul
C
een mengsel
D
een zuivere stof

Slide 32 - Quizvraag

Hoe heet een stof die verschillende soorten moleculen heeft?
A
zuivere stof
B
mengsel
C
element
D
verbinding

Slide 33 - Quizvraag

Welke letter geeft een zuivere verbinding aan?
A
A
B
B
C
C

Slide 34 - Quizvraag

Hoe heet een verbinding tussen een metaal en een niet-metaal
A
moleculaire stof
B
ionaire stof
C
atomaire stof
D
legering

Slide 35 - Quizvraag

In dit plaatje zie je:
A
een verbinding die ontleedt in twee ontleedbare stoffen
B
een verbinding die ontleedt in 2 niet-ontleedbare stoffen
C
een mengsel dat ontleedt in 2 niet-ontleedbare stoffen
D
een mengsel dat gescheiden wordt in 2 stoffen

Slide 36 - Quizvraag

Hoe heet een mengsel tussen twee metalen
A
moleculaire stof
B
ionaire stof
C
atomaire stof
D
legering

Slide 37 - Quizvraag

wat is het grootste voordeel van een legering?
A
goedkoper
B
sterker
C
makkelijker te bewerken
D
duurder

Slide 38 - Quizvraag

Slide 39 - Tekstslide