2.9 en 2.10 Rekenen met schaal en referentiematen



 Rekenen met schaal


Oriëntatie in de twee- en drie- dimensionale wereld
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les



 Rekenen met schaal


Oriëntatie in de twee- en drie- dimensionale wereld

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 
  • Je leert rekenen met schaal
  • Je leert voorwerkpen in verhouding vergroten en verkleinen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Wat is waar over het begrip 'schaal'?
A
Een schaal is altijd in cm.
B
Een schaal is altijd in dm.
C
Het eerste getal is de vergroting, de tweede de verkleining
D
Al deze antwoorden zijn waar.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een schaal?
A
verkleining van de werkelijkheid
B
vergroting van de werkelijkheid
C
verhouding tussen het model en het origineel
D
een kopie tussen het model en het origineel

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent de schaal 1 : 50.000
A
1cm is in werkelijkheid 50.000 cm
B
1m is in werkelijkheid 50.000 meter
C
1 cm is in werkelijkheid 500 cm
D
1m is in werkelijkheid 50.000 cm

Slide 6 - Quizvraag

Een distributiecentrum heeft op een kaart een lengte van 5 cm, met een schaal van 1:1000. Wat is de echte lengte?
A
50 meter
B
5000 centimeter
C
5 meter
D
500 meter

Slide 7 - Quizvraag

Een speelgoedferrari is 4 cm
de echte Ferrari is 4 meter.
Wat is de schaal?
A
1:10000
B
1:1000
C
1:100
D
1:10

Slide 8 - Quizvraag

Een kaart heeft een schaal van:
1 : 50.000
dit betekent dat 1 cm op de kaart =
A
50 km
B
0,5 km
C
5 km
D
5000 m

Slide 9 - Quizvraag



Referentiematen


Oriëntatie in de twee- en drie- dimensionale wereld

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen 
  • Je leert schattingen maken met referentiematen voor oppervlakte en inhoud

Slide 11 - Tekstslide

Wat zijn referentiematen?

Slide 12 - Woordweb

Waar kom je referentiematen tegen?

Slide 13 - Woordweb


Nederland telt ongeveer ... miljoen inwoners.
A
2 miljoen
B
10 miljoen
C
17 miljoen
D
25 miljoen

Slide 14 - Quizvraag


Je wandelt ongeveer ... km/h.
A
2 km
B
5 km
C
8 km
D
10 km

Slide 15 - Quizvraag


Een verdieping van een gebouw in ongeveer .... hoog.
A
3 m
B
30 m
C
30 cm
D
3 cm

Slide 16 - Quizvraag


Een volwassen man is ongeveer .... lang.
A
15 cm
B
2000 cm
C
1,80 m
D
0,87 m

Slide 17 - Quizvraag


De hoogte van een deur is ongeveer ....
A
2 dm
B
2 cm
C
2 m

Slide 18 - Quizvraag


Je fietst ongeveer ... km/h.
A
10 km
B
12 km
C
15 km
D
20 km

Slide 19 - Quizvraag

1.6 referentiematen

Slide 20 - Tekstslide

1.6 referentiematen

Slide 21 - Tekstslide

Huiswerk
  1. Maak de opdrachten van 2.9 online of in het boek.
  2. Maak de opdrachten van 2.10 online of in het boek.
  3. Kijk het na en lever in in Teams.

Slide 22 - Tekstslide