In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
temperatuur paragraaf 2.3
Goedendag, fijn dat jullie er zijn
Telefoon in de telefoontas
Slide 1 - Tekstslide
Herhaling
Noteer de vragen in je schrift en noteer de antwoorden er achter.
Doe dit alleen en in stilte.
Bij welke temperatuur bevriest het water?
Bij welke temperatuur kookt het water?
Wat is onze lichaamstemperatuur
timer
2:00
Slide 2 - Tekstslide
Doelen
hoe werkt een thermometer
Wat is warmte
leren dan stoffen kunnen uitzetten als ze warm worden
weten wat een bimetaal is
leren dat warmte sneller bewegende moleculen is
je kunt het verband tussen gasdruk en temperatuur met het deeltjesmodel toelichten.
je weet wat het absolute nulpunt is
je kunt de temperatuur omrekenen van graden Celsius naar Kelvin en omgekeerd.
Slide 3 - Tekstslide
De thermometer
De thermometer is een natuurkundig meetinstrument. Met het meetinstrument kun je de warmte meten.
Onze thermometer-schaal is uitgevonden door meneer Celsius, daarom meten we in graden Celsius.
Slide 4 - Tekstslide
De thermometer
De vloeistof thermometer bestaat uit drie onderdelen.
stijgbuis (de buis waarin de vloeistof omhoog loopt als het warmer wordt)
de schaalverdeling (de getallen)
het reservoir (de bel waarin het meeste vloeistof zit dat nog niet mee doet voor de temperatuur weergave)
Slide 5 - Tekstslide
De thermometer
Als het warmer wordt zet de vloeistof uit en wordt daardoor in de stijgbuis naar boven geduwd.
Als het kouder wordt krimpt de vloeistof in wordt daardoor in de stijgbuis naar beneden gezogen.
Slide 6 - Tekstslide
Wat is de naam van het onderdeel waar de pijl naar wijst
A
stijgbuis
B
schaalverdeling
C
reservoir
D
thermometer
Slide 7 - Quizvraag
Hoe noemen we een meetinstrument om de temperatuur te meten?
A
weegschaal
B
thermometer
C
snelheidsmeter
D
voltmeter
Slide 8 - Quizvraag
Wat is warmte
Warmte is een vorm van energie die veroorzaakt wordt door de snelheid waarmee de moleculen bewegen. Hoe sneller de moleculen bewegen des te warmer wordt het voorwerp. De warmte heeft dan invloed op de temperatuur.
Slide 9 - Tekstslide
Wat is warmte
Door de warmte bewegen de moleculen sneller. Daarom hebben ze meer plaats nodig, dus het voorwerp wordt groter. Dit noemen we uitzetten.
Op het plaatje zie je ook dat een vaste stof minder ruimte nodig heeft dan het gas (een vaste stof heeft daarom meer moleculen per cm3)
Slide 10 - Tekstslide
Bimetaal
Bi = 2
Bimetaal bestaat uit twee verschillende
metalen
iedere stof zet anders uit
Slide 11 - Tekstslide
Wat is het verband tussen de temperatuur en de moleculen
Hoe warmer des te sneller bewegen de moleculen
Hoe sneller de moleculen des te meer ruimte neemt de stof in (zet uit)
Bij een afgesloten gas wordt de luchtdruk groter als het gas warmer wordt.
Slide 12 - Tekstslide
phet.colorado.edu
Slide 13 - Link
Het absolute nulpunt
De koudste temperatuur krijg je als alle moleculen stoppen met bewegen.
Door berekening kwam Lord Kelvin er achter dat dit gelijk is aan - 273 oC
Omdat dit de koudste temperatuur is dit 0 Kelvin genoemd.
Slide 14 - Tekstslide
Het absolute nulpunt
Deze schaal wordt in de wetenschap gebruikt.
De schaal in Kelvin is altijd 273 hoger dan de schaal in Celsius