Feit
Feit is te controleren.
Voorbeeld:
Een voetbalwedstrijd duurt negentig minuten in twee helften.
Mening
Geeft aan wat je van iets vindt.
Voetballen is heel erg moeilijk.
Opsplitsen in standpunt (s) en argument (a).
s= wat je vindt
a= waarom je het vindt, denk aan signaalwoorden voor redengevend verband.