2.1 en 2.2 Keneysiaans kruis en IS-curve

Hfd. 2 Conjunctuuranalyse
IS - MB - GA model: Maakt het mogelijk om de economische verbanden tussen de drie belangrijkste economische variabelen: het nationaal inkomen, de rente (van de Centrale Bank) en de inflatie te analyseren.
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hfd. 2 Conjunctuuranalyse
IS - MB - GA model: Maakt het mogelijk om de economische verbanden tussen de drie belangrijkste economische variabelen: het nationaal inkomen, de rente (van de Centrale Bank) en de inflatie te analyseren.

Slide 1 - Tekstslide

§ 2.1 Het Keynesiaanse kruis
Wat is het Keynesiaans kruis?

Kernwoorden:
- Bestedingen / bestedingsevenwicht
- Multiplier

Slide 2 - Tekstslide

Keynesiaans kruis: startpunt IS (-MB-GA)
Om het model IS-MB-GA model op te bouwen, beginnen we met iets wat achter de IS-curve ligt, namelijk het Keynesiaans kruis

Het Keynesiaans kruis geeft het algemeen evenwicht op de goederenmarkt bij een gegeven rente en inflatie.


Slide 3 - Tekstslide

Bestedingen
Uit de kringloop volgt de volgende macro-economische identiteit: 
Y = C + I + O + E – M.  
    (bestedingsmethode om nat. inkomen te berekenen)
Oftewel, inkomen is gelijk aan bestedingen (EV). 
In het model gaan we uit van een 
gesloten economie, dus: 
Y = EV = C + I + O.
Als dit geldt, is er sprake van evenwicht.

Slide 4 - Tekstslide

Consumptie
De consumptie bestaat uit twee delen:
  • Autonome consumptie: consumptie die onafhankelijk is van het inkomen en er dus altijd is. Dit is C0.
  • Consumptie die afhankelijk is van het besteedbaar inkomen. Dit is het inkomen min de belasting: Y – B. Dit besteedbaar inkomen wordt niet helemaal besteed aan consumptie, want.... .................................................................

Slide 5 - Tekstslide

Dit besteedbaar inkomen wordt niet helemaal besteed aan consumptie, want een gedeelte wordt gespaard. 

Welke gedeelte van het besteedbaar inkomen wordt besteed, hangt af van de coëfficiënt c. Als je bijvoorbeeld 80% van je inkomen consumeert, is c = 0,8.

De consumptiefunctie wordt dan: C = C0 + c(Y – B)

Slide 6 - Tekstslide

Spaarquote
De spaarquote geeft aan hoeveel van een inkomen(stijging) er gespaard wordt. 
Hoe meer er van (extra) inkomen geconsumeerd wordt, des te hoger c en dus des te minder er gespaard wordt. 
Dit leidt tot een lagere spaarquote
100% - consumptiequote.

Slide 7 - Tekstslide

Overheidsbestedingen en investeringen
We gaan er in het model vanuit dat de overheidsbestedingen (O) en de investeringen (I) autonoom zijn, dus niet afhangen van het inkomen.

Slide 8 - Tekstslide

Bestedingen = Effectieve vraag
Uit bovenstaande volgt de bestedingenfunctie: 
EV = c(Y – B) + C0 + I0 + O0

Slide 9 - Tekstslide

Bestedingsevenwicht
Er is sprake van evenwicht op de goederenmarkt als de bestedingen gelijk zijn aan het inkomen, dus Y = EV.

De economie komt altijd 
terug in het evenwicht (Y*).

Slide 10 - Tekstslide

 Stel dat de economie rechts zit van het evenwicht. Er is dan sprake van een negatieve output gap (Y < Y*). De bestedingen (EV) zijn lager dan het potentiële inkomen (laagconjunctuur). Bedrijven blijven met voorraden zitten 
en verlagen de productie, waardoor 
het inkomen daalt (bijvoorbeeld: 
productie daalt, minder werknemers 
nodig, werkloosheid stijgt, inkomen 
consumenten daalt, waardoor 
nationaal inkomen (Y) daalt).

Slide 11 - Tekstslide

Evenwicht op de kapitaalmarkt
In dit model betekent evenwicht op de goederenmarkt ook evenwicht op de kapitaalmarkt. 
Aangezien geldt: 
Y = C + B + S (gezinnen in=uit)
en 
Y = C + I + O (bedrijven uit=in)
geldt ook (I – S) = (B – O) en S = I +(O-B)


Slide 12 - Tekstslide

(I – S) = (B – O)

Alles wat de particulieren sector ‘overhoudt’ (spaarsaldo particuliere sector), wordt gebruikt door de overheid om het overheidstekort aan te vullen. 

De rente hoeft zich dus niet aan te passen om voor evenwicht te zorgen.

Slide 13 - Tekstslide

Multipliereffect
Als autonome bestedingen of de belastingen stijgen of dalen, heeft dit gevolgen voor de bestedingen (EV) en dus voor het evenwicht op de goederenmarkt. 
Het effect op het inkomen (Y*) is echter groter dan de oorspronkelijke stijging of daling van C0, I0, O0 of B. 
Dit komt door het multiplier effect:

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld
Stel de overheid verhoogt haar bestedingen met 10 miljard. Hierdoor nemen de bestedingen toe met 10 miljard en zal ook het inkomen stijgen met 10 miljard. Een gedeelte van deze inkomensstijging zal worden geconsumeerd (hoeveel dit precies is hangt af van spaarlek en belastinglek). Stel dat dit 7 miljard is. Hierdoor stijgen de bestedingen weer verder met ditmaal ................................................... 

Slide 15 - Tekstslide

Hierdoor stijgen de bestedingen weer verder met ditmaal 7 miljard, zal inkomen en dus productie weer toenemen met 7 miljard, etc.
Uiteindelijk zal inkomen met 10 miljard + 7 miljard + ...., dus met meer dan 10 miljard toenemen.
...................................................................................................

Hoe groot de stijging van Y* is, hangt af van de hoogte van c en het belastinglek (dus hoeveel extra belasting er betaald moet worden over stijging van het inkomen).






Slide 16 - Tekstslide

Hierdoor stijgen de bestedingen weer verder met ditmaal 7 miljard, zal inkomen en dus productie weer toenemen met 7 miljard, etc.
Uiteindelijk zal inkomen met 10 miljard + 7 miljard + ...., dus met meer dan 10 miljard toenemen.




Hierdoor stijgen de bestedingen weer verder met ditmaal 7 miljard, zal inkomen en dus productie weer toenemen met 7 miljard, etc.
Uiteindelijk zal inkomen met 10 miljard + 7 miljard + ...., dus met meer dan 10 miljard toenemen.


Hoe groot de stijging van Y* is, hangt af van de hoogte van c en het belastinglek (dus hoeveel extra belasting er betaald moet worden over stijging van het inkomen).






Slide 17 - Tekstslide

Hoe hoger de consumptiequote
des te steiler de EV-lijn 
en des te groter het 
effect van een stijging 
van de autonome 
bestedingen op het 
inkomen.

Slide 18 - Tekstslide

Inverdieneffecten en uitverdieneffecten
Als de overheidsbestedingen of de belastingen stijgen of dalen, zullen de effecten hiervan op de overheidsfinanciën minder groot zijn dan de oorspronkelijke verandering van de overheidsbestedingen of de belastingen.

Slide 19 - Tekstslide

Inverdieneffecten
Inverdieneffecten ontstaan bij stijgende overheidsbestedingen of dalende belastingen.

Stel dat overheid haar bestedingen verhoogt. Hierdoor neemt EV en dus inkomen (Y) toe en hierover moet belasting worden betaald. Door een stijging van het inkomen, zal de consumptie stijgen. Hierdoor stijgt ....................................... 

Slide 20 - Tekstslide

Hierdoor stijgt EV en Y weer en zal er opnieuw extra belasting binnenkomen. 

Een gedeelte van de extra overheidsbestedingen komt dus terug in de vorm van hogere belastingontvangsten.


Slide 21 - Tekstslide

Hierdoor stijgt EV en Y weer en zal er opnieuw extra belasting binnenkomen. 
Een gedeelte van de extra overheidsbestedingen komt dus terug in de vorm van hogere belastingontvangsten.
Voorbeeld:


Dus, er is dan bijvoorbeeld een inverdieneffect van (2 + 0,5 + ...) bijvoorbeeld 3 miljard door een extra overheidsbesteding van 10 miljard.

Slide 22 - Tekstslide

Uitverdieneffecten
Uitverdieneffecten ontstaan bij dalende overheidsbestedingen of stijgende belastingen.
Stel dat overheid haar belastingen verhoogt. Hierdoor neemt de consumptie en dus EV en dus inkomen (Y) af en dalen de belastingontvangsten.

Slide 23 - Tekstslide

Vandaag 2.2 IS-curve en MB-curve
2.1 Keynesiaas kruis: Paar vragen & Huiswerk nakijken
& Vragen stellen
2.2 Uitleg IS-curve en MB-curve
Huiswerk maken

Slide 24 - Tekstslide

Waar zijn de autonome bestedingen van afhankelijk?

Slide 25 - Open vraag

Waar gaat het geld heen dat niet wordt uitgegeven bij de marginale consumptiequote?

Slide 26 - Open vraag

De overheid geeft 20 miljard meer uit. De bestedingen stijgen met 60 miljard. Reken de multiplier uit.

Slide 27 - Open vraag

Hoe hoger de marginale consumptiequote, des te hoger is de waarde van de multiplier
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Als de goederenmarkt een vraagoverschot vertoont, dan vertoont de vermogensmarkt een spaaroverschot.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Huiswerk nakijken - pak een laptop voor de antwoorden
Vragen stellen!

30 minuten de tijd!

Slide 30 - Tekstslide

2.2 IS-curve (en MB-curve)

Slide 31 - Tekstslide

De IS-lijn
Het eerste gedeelte van het IS-MB-GA model is de IS-curve. IS staat voor Investeren en Sparen
Beide hangen af van de (reële) rente
Bij de IS-curve bekijken we het verband tussen reële rente (r) en inkomen (Y).

Slide 32 - Tekstslide

Van Keynesiaanse kruis naar IS-curve
Het Keynesiaanse kruis veronderstelt dat de rente constant is. Echter, particuliere consumptie en particuliere investeringen zijn afhankelijke van de (reële) rente. Een hogere reële rente leidt tot lagere particuliere consumptie en lagere particuliere investeringen:

  • Particuliere consumptie: als de rente daalt wordt er meer geleend en minder gespaard. De consumptie neemt toe.
  • Particuliere investeringen: als de rente daalt zijn investeringen (met geleend geld) sneller rendabel. De investeringen nemen toe.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Als de rente verandert, 
verschuift de IS-curve 
(investeren/sparen-curve) 
dus niet, maar krijg je 
een verschuiving 
langs de curve.

IS-curve geeft het 
verband aan tussen de
reele rente en het inkomen.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Het consumentenvertrouwen stijgt, dan zal de IS-curve naar...
A
rechts verschuiven
B
links verschuiven
C
niet verschuiven
D
hangt af van de rente

Slide 38 - Quizvraag

Slide 39 - Video

MB curve
ECB heeft als doel te zorgen voor prijsstabiliteit! (max 2% inflatie) en zij stuurt dit mbv rente!

Belangrijk is dat de inflatie zich ontwikkeld zoals verwacht.
Uitgangspunt: Verwachte inflatie is gelijk aan de inflatie van de afgelopen periode

Door een vraagverandering kan een aanpassing in de inflatie ontstaan en de verwachte inflatie daalt...ECB stelt bij

MB curve: geeft monetair beleid weer van de ECB
Afspraak: reële rente= Nominale rente - verwachte inflatie

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Het IS-MB blok
Autonome bestedingen: een stijging van de autonome consumptie of investeringen leidt tot een hoger inkomen (grafisch: via een verschuiving van de IS-curve naar rechts). Het resultaat is een hoger inkomen.

Beleid van de centrale bank: een verruiming van het monetaire beleid door de centrale bank leidt tot een hoger inkomen en lagere rente (grafisch: via een verschuiving van de MB-curve naar beneden). Het inkomen stijgt door hogere consumptie en investeringen.

Begrotingsbeleid: een stijging van de overheidsbestedingen of verlaging van de belastingen leidt tot een hoger inkomen (grafisch: via een verschuiving van de IS-curve naar rechts). Het resultaat is een hoger inkomen.

Slide 43 - Tekstslide

Veranderingen IS-MB blok
  • Autonome bestedingen: een verandering van de autonome particuliere consumptie (C₀) of autonome particuliere investeringen (I₀).
  • Begrotingsbeleid: een verhoging of verlaging van de overheidsbestedingen (O₀) of belastingen (B₀ of b).
  • Monetair beleid: een verhoging of verlaging van de rente door de centrale bank.

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Video

Slide 47 - Video