H 9.5 Grafiek en formule/ 9.6 Formules met letters

Wat gaan we deze les doen?


- Huiswerk nakijken
- Terugblik
- Doelen van deze les
- Theorie
- Huiswerk
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we deze les doen?


- Huiswerk nakijken
- Terugblik
- Doelen van deze les
- Theorie
- Huiswerk

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
 
Boek 
H 9.4 Tabel en grafiek
opdrachten 32, 34, 35, 37, 39, 40, 41 

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
- Ik ken het begrip begingetal, stijggetal en daalgetal. 
- Ik weet waar het begingetal in een tabel staat. 
- Ik weet waar het begingetal in een grafiek staat.
- Ik ken het begrip stijggetal.
- Ik weet waar het stijggetal in een tabel terug te vinden is. 
- Ik weet waar het stijggetal in een grafiek terug te vinden is. 
- Ik weet waar het daalgetal in een tabel terug te vinden is. 
- Ik weet waar het daalgetal in een grafiek terug te vinden is.

Slide 3 - Tekstslide

Doelen van deze les
Ik kan in een woordformule aangeven wat het begingetal en stijggetal is. 
Ik kan bij een grafiek een woordformule opstellen.
Ik weet dat woorden in een woordformule vervangen kunnen worden door een letter.
Ik kan rekenen met een formule waar woorden zijn vervangen door een letter. 
Ik weet dat het keerteken in een woordformule weggelaten wordt. 
Ik kan rekenen met een formule zonder keerteken.

Slide 4 - Tekstslide

Getallen in een formule (blz. 138)
De formule en grafiek horen bij elkaar (grafiek blz. 138)
- Begingetal van de grafiek is 2000
- Per uur komt er 500 km bij.
- Het stijggetal is dus 500.

Deze getallen zie je ook in de formule staan:
afstand in km = 2000 + 500 x tijd in uren

Slide 5 - Tekstslide

Getallen in een formule (blz. 138)
De formule en grafiek horen bij elkaar (grafiek blz. 139)
- Begingetal van de grafiek is 4000
- Per uur gaat er 1000 liter af.
- Het daalgetal is dus 1000.

Deze getallen zie je ook in de formule staan:
inhoud in liters = 4000 - 1000 x tijd in uren

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 45 (blz. 140)
Johan is onderhoudsmonteur. Zijn inkomsten berekent hij met de formule:
inkomsten in euro's = 36,10 + 41,40 x tijd in uren

a. Wat is het begingetal
b. Wat is het daalgetal of stijggetal?

 
 









aantal
240









aantal







timer
1:00

Slide 7 - Tekstslide

Formule bij een grafiek (blz. 140)
Bij een grafiek met een rechte lijn kun je een formule maken.

  • verticale as --> afstand in km begint de formule mee
  • zet achter afstand in km = 
  • het begingetal is 1000 --> afstand in km = 1000
  • de grafiek is stijgend --> afstand in km = 1000 +
  • per uur komt er 500 km bij --> afstand in km = 1000 + 500
  • horizontale as "tijd in uren" -->                                                                                                                                                                                                                  afstand in km = 1000 + 50 x tijd in uren

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 46 (blz. 141)

Maken opdracht 46 a t/m f 
blz. 141 in je boek.




 
 









aantal
240









aantal







timer
2:00

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 46 (blz. 141) antwoorden
a. inhoud in liters
b. 12 000
c. dalen, dus -
d. per 1, 2000 eraf
e. tijd in uren
f. inhoud in liters = 12 000 - 2000 x tijd in uren


 
 









aantal
240









aantal







Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 47 (blz. 142)

Maken opdracht 47 a t/m e 
blz. 142 in je boek.




 
 









aantal
240









aantal







timer
2:00

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 47 (blz. 142) antwoorden
a. afstand in km
b. 400
c. per 1, 400 erbij
d. tijd in uren
e. afstand in km = 400 + 400 x tijd in uren



 
 









aantal
240









aantal







Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 53 (blz. 144)
Nadia berekent haar inkomsten met de formule:
inkomsten in euro's = 4,25 + 3,75 x t
Hierin is t de tijd in uren.

a. Hoeveel inkomsten heeft Nadia als ze 5 uur werkt? 4,25 + 3,75 x 5 = 23
b. Bereken de inkomsten voor t=5,5. 4,25 + 3,75 x 5,5 = 24,88
c. Neem t = 8 en bereken de inkomsten. 4,25 + 3,75 x 8 = 34,25

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 53 (blz. 144)
Nadia berekent haar inkomsten met de formule:
inkomsten in euro's = 4,25 + 3,75 x t
Hierin is t de tijd in uren

a. Hoeveel inkomsten heeft Nadia als ze 5 uur werkt?
b. Bereken de inkomsten voor t = 5,5
c. Neem t = 8 en bereken de inkomsten.
timer
3:00

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 52 (blz. 144)
Gebruik de formule: huurprijs in euro's = 15 + 5 x t
Hierin is t de tijd in dagen.

a. Neem t = 4 en bereken de huurprijs. 15 + 5 x 4 = 35
b. Neem t = 12 en bereken de huurprijs. 15 + 5 x 12 = 75
c. Neem t = 23 en bereken de huurprijs. 15 + 5 x 23 = 130

Slide 15 - Tekstslide

Formules zonder keertekens (blz. 145)
huurprijs in euro's = 16 + 4,5 x t

Je kunt deze formule nog korter opschrijven.
huurprijs in euro's = 16 + 4,5t

Hierbij is t de tijd in uren.

Slide 16 - Tekstslide

Letters in formule (blz. 143)
Huurprijs in euro's = 12 + 5 x tijd in dagen

Je kunt deze formule korter maken. In plaats van tijd in dagen gebruik je alleen een letter. Dat is bijvoorbeeld de letter t.

huurprijs in euro's = 12 + 5 x t

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 52 (blz. 144)
Gebruik de formule: huurprijs in euro's = 15 + 5 x t
Hierin is t de tijd in dagen.

a. Neem t = 4 en bereken de huurprijs.
b. Neem t = 12 en bereken de huurprijs.
c. Neem t = 23 en bereken de huurprijs.

timer
1:00

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 55 (blz. 146)
Bij het gewicht van een veulen hoort de formule:
gewicht in kg = 25 + 4t
Hierin is t de leeftijd in weken.

a. Bereken het gewicht van het veulen als het 4 weken oud is.
b. Bereken het gewicht van het veulen als het 18 weken oud is.

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 55 (blz. 146)
Bij het gewicht van een veulen hoort de formule:
gewicht in kg = 25 + 4t
Hierin is t de leeftijd in weken.

a. 25 + 4 x 4 = 41
b. 25 + 4 x 18 = 97

Slide 20 - Tekstslide

Doelen van deze les
Ik kan in een woordformule aangeven wat het begingetal en stijggetal is. 
Ik kan bij een grafiek een woordformule opstellen.
Ik weet dat woorden in een woordformule vervangen kunnen worden door een letter.
Ik kan rekenen met een formule waar woorden zijn vervangen door een letter. 
Ik weet dat het keerteken in een woordformule weggelaten wordt. 
Ik kan rekenen met een formule zonder keerteken.

Slide 21 - Tekstslide

Opgaven maken

Boek
H 9.5 
Opdrachten 45, 48, 49
Boek H 9.6
Opdrachten 54,46,57

Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk

Boek
H 9.5 
opdrachten 45, 48, 49

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide