In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
H6 Basisstof 2. Voedselrelaties
H6 Basisstof 3. Populaties
Slide 1 - Tekstslide
H6.1. Wat is geen biotische factor
A
aantal rijpe bananen in het woud
B
aantal gorilla's in het woud
C
aantal chimpansees in het woud
D
de hoeveelheid regen in het woud.
Slide 2 - Quizvraag
Lesdoelen H6.2 en H6.3
Einde van de les ken je de volgende begrippen:
planteneters, vleeseters, alleseters, afvaleters,
voedselketen, voedselweb,
producenten, consumenten, reducenten.
je kent het verschil tussen een voedselweb en een voedselketen en je kent de niveaus van consumeren.
Je weet hoe een biologisch evenwicht werkt en wat een optimumkromme is.
Slide 3 - Tekstslide
Dieren eten verschillende dingen
Deze dieren eten alleen plantaardig voedsel (planten, grassen etc.) ze horen bij de groep 'planteneters'.
Leeuwen jagen op andere dieren voor hun voedsel, het zijn echte 'vleeseters'.
Een dode plant of dier worden gebruikt als voedsel voor de 'afvaleters' zoals de regenworm
Deze varkens eten net als de mens zowel planten en dieren. Ze worden 'alleseters' genoemd.
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
00:14
Het konijn is een
A
planteneter
B
vleeseter
C
alleseter
D
afvaleter
Slide 6 - Quizvraag
Voedselketen
Slide 7 - Tekstslide
Verschil
Een voedselweb zijn
meerdere voedsel-
ketens die met el-
kaar samenhangen.
Slide 8 - Tekstslide
Voedselweb of voedselketen?
A
Voedselweb
B
Voedselketen
Slide 9 - Quizvraag
Voedselweb of voedselketen?
A
Voedselweb
B
Voedselketen
Slide 10 - Quizvraag
Termen
Producenten
Consumenten
Reducenten
Consumenten van
de 1e, 2e, 3e orde.
(enz.)
Consumenten zijn dieren die planten of andere dieren eten.
Planten maken met behulp van fotosynthese glucose aan. Planten zijn de basis voor alle voedselketens en worden daarom producenten genoemd.
Bacteriën en schimmels eten de resten op die de afvaleters achterlaten. Ze worden reducenten genoemd.
De dieren die planten eten in de afbeelding (bijvoorbeeld de muis) zijn consumenten van de 1e orde. Zij eten de producenten. Wanneer deze dieren worden opgegeten door andere dieren, dan zijn dat consumenten van de 2e orde (bijvoorbeeld de vos).
Slide 11 - Tekstslide
Producent, Consument of Reducent?
A
Producent
B
Consument
C
Reducent
Slide 12 - Quizvraag
Producent, Consument of Reducent?
A
Producent
B
Consument
C
Reducent
Slide 13 - Quizvraag
Producent, Consument of Reducent?
A
Producent
B
Consument
C
Reducent
Slide 14 - Quizvraag
H6.3 Populatie grootte
Het aantal individuen bij een bepaalde soort kan per seizoen wisselen.
Kan te maken hebben met:
Voedsel
Weer
Vijanden
Ziektes
Bij de meeste populaties schommelt rond een bepaalde waarde dat heet het biologisch evenwicht.
Slide 15 - Tekstslide
Populatie grootte
Slide 16 - Tekstslide
Optimumkromme
Slide 17 - Tekstslide
Optimum
kromme
Elk organisme kan maar een bepaalde schommeling in temperatuur verdragen
Slide 18 - Tekstslide
1. In een ecosysteem wordt de populatie nooit groter 2. De populatiegrootte schommelt meestal rond het biologisch evenwicht
A
1= waar
2=niet waar
B
1 = waar
2=waar
C
1=niet waar
2=waar
D
1=waar
2=niet waar
Slide 19 - Quizvraag
De producenten in een bepaald gebied groeien dit jaar slecht. Welke stelling is waar?
A
Alle populaties in de volgende schakels krimpen
B
De populatie planteneters neemt af, de rest niet
C
Populatie planteneters neemt af, populatie vleeseters neemt toe