WK 6 (2) TH1 - GRAMMATICA: par. 47 voorzetsel

5 minuten lezen
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

5 minuten lezen

Slide 1 - Tekstslide

GRAMMATICA

Par. 47 voorzetsel

Slide 2 - Tekstslide

Als we het over grammatica hebben...
Wat is dan een woordsoort ook alweer?

Slide 3 - Open vraag

Woordsoorten die we
al hebben geleerd

Slide 4 - Woordweb

Voorzetsel
  • Een voorzetsel is een woord dat je 'voor' een element in de zin 'zet'. 
  • Je geeft met een voorzetsel aan waar of wanneer iets iets. 
  • Vaak staat het voor een zelfstandig naamwoord. 
  • Ik noem ze ook wel 'kast-woorden' en 'feest-woorden'.


Voorbeelden zijn:
op (de kast), naast (de kast), tegen (de kast), met (het feest), tijdens (het feest), na (het feest), naar (het feest).

Slide 5 - Tekstslide

Kun jij nog een
voorzetsel noemen?
TIP: denk aan kast/feest!

Slide 6 - Woordweb

Zo herken je het voorzetsel
  • Voorzetsels staan altijd aan het begin van een woordgroep: 
Voor haar huis was zelden een parkeerplaats. 
Je mag niet naar het toilet tijdens het examen.
  • Voorzetsels die achter een woordgroep staan, noemen we een achterzetsel.
  • Denk aan kast en feest
Kast: voor, op, tegen, in, van, tot, aan.
Feest: na, naar, tijdens, met, vanwege, gedurende.

Slide 7 - Tekstslide

Samen
Samen maken opdracht 1 par. 47

Slide 8 - Tekstslide

Zelfstandig
1. Maak opdr. 3 + 4 van par. 47 blz. 98

Alleen voor de snelle werkers:
2. Leer de theorie en woorden van par. 33 + 34 + 39 + 40 ter voorbereiding op de toets van morgen!

Slide 9 - Tekstslide

Huiswerk
Leren voor de toets van morgen! Veel succes alvast!

Slide 10 - Tekstslide