Week 10 grammar Present perfect and adjectives

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Deze video is niet meer beschikbaar
Welke video was dit?

Slide 3 - Tekstslide

Wat is er fout in deze zin?
On February third, a bank in London has been robbed.

Slide 4 - Open vraag

Maak een zin met de Present Perfect
The robbers escaped with another vehicle with a sketchy unknown driver.

Slide 5 - Open vraag


Maak een zin met de Present Perfect
They are escaped from prison.

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video


What sentence did you write down?

Slide 9 - Open vraag


Bijvoeglijke naamwoorden 
(Adjectives)


Slide 10 - Tekstslide

Vandaag...
Werkwoord / Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord 

Doel: aan het einde van de les weten we hoe we het bijvoeglijk naamwoord moeten toepassen.

Slide 11 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord (adjective)
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een
zelfstandig naamwoord.

Zelfstandig naamwoorden zijn mensen, dieren, dingen
en je kunt er vaak de, het of een voor zetten.

Slide 12 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 13 - Woordweb

Bijvoeglijk naamwoord (adjective)
Het mooie meisje
Een makkelijk vak
De fantastische show
De groene auto
-> The beautiful girl
-> An easy subject
-> The fantastic show
-> The green car

Slide 14 - Tekstslide

Wat is juist?
She is a ..... girl.
A
beautiful
B
beautifully

Slide 15 - Quizvraag

Wat is juist?
Let's have a ..... lunch.
A
quick
B
quickly

Slide 16 - Quizvraag

Wat is juist?
This is an ..... exercise.
A
easy
B
easily

Slide 17 - Quizvraag

Wat is juist?
The lead singer is .....
A
slow
B
slowly

Slide 18 - Quizvraag

Wat is juist?
'The haunting of Hill House' is a ..... series.
A
scary
B
scarily

Slide 19 - Quizvraag

Wat is juist?
He is always .....
A
nervous
B
nervously

Slide 20 - Quizvraag

Wat is juist?
The football player made a ..... movement.
A
sudden
B
suddenly

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide