Afronding H11 REDOX


  • Even testen
  • Moeilijke opgaves bespreken
  • Combinatie CE opgave van H7 en H11
Wat herhalen we vandaag?
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


  • Even testen
  • Moeilijke opgaves bespreken
  • Combinatie CE opgave van H7 en H11
Wat herhalen we vandaag?

Slide 1 - Tekstslide

abc
abc

Slide 2 - Tekstslide

De e- in een redoxreactie gaan van de ... naar de ... .
A
oxidator naar de reductor
B
oxidator naar de emulgator
C
emulgator naar de reductor
D
reductor naar de oxidator

Slide 3 - Quizvraag

Welke van onderstaande reacties is een redoxreactie?
A
B
Mg+2H+Mg2++H2
C
D

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de halfreactie als ijzerpoeder reageert in een redoxreactie? Gebruik Binas 48.
A
Fe -> Fe2+ + 2 e-
B
Fe2+ + 2e- -> Fe
C
Fe3+ + e- -> Fe2+
D
Fe2+ -> Fe3+ + e-

Slide 5 - Quizvraag

Zijn dit wel of geen redoxreacties, sleep naar het juiste blok.
Redoxreactie
GEEN Redoxreactie
2 Al + 3 Br2 --> 2 AlBr3
HCN + OH- --> CN- + H2O
BaCl2 --> Ba2+ + 2 Cl-
2 HCl + Mg --> H2 + Mg2+ + 2Cl-
H+ + OH- --> H2
Fe + 3 Ag+ --> Fe3+ + 3 Ag

Slide 6 - Sleepvraag

Kan hier wel of geen redoxreactie plaatsvinden.
Sleep de reactie naar de juiste plek
WEL Redoxreactie
GEEN Redoxreactie
Fluor + water
Chloorwater + natriumfluoride-opl.
Koper + zoutzuur
Zink + zoutzuur

Slide 7 - Sleepvraag

Aan een oplossing van ijzer(III)chloride wordt een oplossing van tin(II)chloride toegevoegd.
Geef totale redox reactievergelijking

Slide 8 - Open vraag

Aan een oplossing van ijzer(III)chloride wordt een oplossing van tin(II)chloride toegevoegd. Geef totale redox reactievergelijking:

       Fe3+ + e- → Fe2+              2x
              Sn2+ → Sn4+ + 2e-      1x
2Fe3+ + Sn2+ → 2Fe2+ + Sn4+
Redox oefening

Slide 9 - Tekstslide

Welke vragen en welk onderwerp
vind jij nog heel moeilijk?

Slide 10 - Woordweb

Sterkste reductor (onderaan in de tabel)
Au + 4 Cl- → AuCl4- + 3e-   

Sterkste oxidator
2H+ + NO3- + 1e → NO2 + H2O



Opgave 27a

Slide 11 - Tekstslide

Opgave 28

Slide 12 - Tekstslide

Geef de halfreactie van de loodboom

Slide 13 - Open vraag

Opgave 28

Slide 14 - Tekstslide

KOPEREN MUNT (2019-1)

Slide 15 - Tekstslide

Leg uit of koper de oxidator of de reductor is
A
Koper (s) is de oxidator want hij staat links van de pijl
B
Koper (s) is de reductor want hij staat links van de pijl
C
Koper (s) is de reductor want hij staat electronen af
D
Koper (s) is de oxidator want hij het is een metaal

Slide 16 - Quizvraag

2 puntsvraag
  • 1 punt: uitleg waaruit blijkt dat elektronen zijn afgestaan en waarin de formules van beide koperdeeltjes zijn gegeven 
  • 1 punt: consequente conclusie

Indien een antwoord is gegeven als ‘Cu is een metaal, dus de reductor’ 1 punt 
Indien een antwoord is gegeven als ‘Cu wordt Cu2+, dus koper is de reductor’ 1 punt

Opmerking
Wanneer een antwoord is gegeven als ‘Voor de reactie heeft koper geen lading/lading 0, na de reactie heeft koper lading 2+, dus koper is de reductor’, dit goed rekenen.
Koper als een oxidator of reductor

Slide 17 - Tekstslide

H314 is van toepassing op:..........A......... maatregel:..........B........

H330 is van toepassing op:.........C.......... maatregel:..........D........

Geef je antwoord als A:...., B:....., C:......, D:.......

Slide 18 - Open vraag

H314: Huidcorrosie/-irritatie 
Van toepassing op: geconcentreerd salpeterzuur
Maatregel: Handschoenen aan, bril op


H330: Acute toxiciteit bij inademing 
Van toepassing op: NO2
Maatregel: werken in zuurkast, gasmasker op
Gevaren: H en S zinnen

Slide 19 - Tekstslide

KOPEREN MUNT

Slide 20 - Tekstslide

Bereken het aantal mol van het ion

Slide 21 - Open vraag

Aflezen geeft 5,60∙10–3 (mol L–1). 
10,00mL =10,00×10−3 L.
5,60⋅10−3 ×10,00×10−3 =5,60 ⋅10−5 (mol)

  • [Cu(NH3)42+] bij de kleurintensiteit 0,29 afgelezen in twee decimalen:(5,60 ± 0,10)∙10−3 → 1 punt
  • omrekening naar de chemische hoeveelheid in mol Cu(NH3)42+-ionen in de reageerbuis met 10,00 mL oplossing → 1 punt
Bereken het aantal mol van het ion

Slide 22 - Tekstslide

KOPEREN MUNT

Slide 23 - Tekstslide

Bereken het massapercentage van koper in de munt. Gebruik daarbij het antwoord op de vorige vraag: 5,60 ⋅10^−5 (mol) koperionen in 10 ml.

Slide 24 - Open vraag

Het aantal mol Cu2+ in 1,000 L is 5,60⋅10−5 ×103 = 5,60 10−2 (mol).
De massa koper in de munt is 5,60⋅10−2 × 63,6 = 3,562 (g). 
Het massapercentage koper is (3,562/4,07) × 100 (%) = 87,5(%) .

  • omrekening van de berekende hoeveelheid Cu(NH3)42+ naar de chemische hoeveelheid van koper(II)ionen in 1,000 L muntoplossing → 1 punt
  • omrekening naar de massa van koper in de munt → 1 punt
  • omrekening naar het massapercentage koper in de munt → 1 punt
Massapercentage koper

Slide 25 - Tekstslide

Hoe goed begrijp je REDOX?
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll