les 10 - 6 januari 2025

les 10 - 6 januari 2025
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

les 10 - 6 januari 2025

Slide 1 - Tekstslide

BONJOUR 
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

B: les bonnes résolutions
Mieux manger                                            Faire plus d’exercices
Prendre du temps pour relaxer          Payer ses dettes
Économiser                                                 Faire un voyage
Être plus patient                                       Arrêter de fumer
Être plus discipliné                                  Perdre du poids
Boire moins d’alcool                               Être plus optimiste
Faire des études                                       Faire du bénévolat
Passer du temps avec la famille    
Arrêter de se ronger les ongles






Slide 4 - Tekstslide

1. Quelles actions faut-il faire pour réussir les résolutions ?

Slide 5 - Open vraag

2. Quelles étaient vos résolutions dans le passé ?
Est-ce que vous avez réussi à tenir ces résolutions ?


Slide 6 - Open vraag

3. Quels sont vos objectifs, vos buts, vos ambitions dans la vie ? (court terme, moyen terme, long terme)


Slide 7 - Open vraag

B: les bonnes résolutions
Activité 1. Avant de regarder la vidéo, indiquez si les phrases expriment le futur ou le souhait.
                                                                                 
                             















J’espère partir cette année.


Vous ferez un beau voyage.



futur
souhait
1- Je partirai à l’étranger.    
2- Nous allons bien travailler.
3- Je voudrais partir en vacances.
4- Elle veut faire du sport.
5- Je vais me lever tôt.
6- Il aimerait travailler moins
7- Vous ferez un beau voyage.
8- J’espère partir cette année.

Slide 8 - Tekstslide

Les bonnes résolution
Avant de regarder la vidéo, indiquez si les phrases expriment le futur ou le souhait.
                                                                                 
                             















J’espère partir cette année.


Vous ferez un beau voyage.



futur
souhait
1- Je partirai à l’étranger.    
x
2- Nous allons bien travailler.
x
3- Je voudrais partir en vacances.
x
4- Elle veut faire du sport.
x
5- Je vais me lever tôt.
x
6- Il aimerait travailler moins
x
7- Vous ferez un beau voyage.
x
8- J’espère partir cette année.
x

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Les personnes interviewées parlent de
A
leurs succès de l’année dernière.
B
leurs souhaits pour la nouvelle année.
C
leurs activités de la journée.
D
le premier jour du nouvel an

Slide 11 - Quizvraag

faites des phrases
Cette année
 








     je vais
    je voudrais
    j’espère
    je pense
    j’aimerais 
.arrêter .. le tabac ;
…………………… le sport ;  
…….……………… mieux à l’école ;
………….………… d’être un bon père ;
………….………… en forme ;
……………….…… la nature ;
…………….……… de la France ;
……………… de comportement ;
être plus solidaire, plus écononome, plus ………………. 

Slide 12 - Tekstslide

Le programme

  • grammaire III

  • project Hop! On bouge!

  • Évaluer

Slide 13 - Tekstslide

Le but



het persoonlijk voornaamwoord


Slide 14 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel






Wat is een persoonlijk voornaamwoord?



Slide 15 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel






Persoonlijk voornaamwoorden vervangen mensen of zaken:

Voorbeeld: 
Louise zingt. --> Zij zingt
Louise chante. --> Elle chante
Mijn grootouders gaan op vakantie --> Zij gaan op vakantie
Mes grands-parents vont en vacances --> Ils vont en vacances

Slide 16 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel






Onderwerp
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Voorbeelden:

Je chante.
Elle chante une chanson.
Nous chantons pour elle. 

 

Slide 17 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel





Lijdend voorwerp
me
te
le/la/l'
nous
vous
les
Voorbeelden:
Jelle cherche le bonheur.
Jelle le cherche.

Teun cherche ses parents.
Teun les cherche.


 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel





Meewerkend voorwerp
me
te
lui
nous
vous
leur
Tip bij ontleden: Het meewerkend voorwerp wordt in het Frans vaak ingeleid door een voorzetsel zoals bijv: à (au, aux). Let op: gaat altijd om personen!
In het Nederlands: aan of voor. 


 
Voorbeelden:
Un fan donne des fleurs à ce chanteur.
Un fan lui donne des fleurs.

Tim donne un cadeau à ses parents.
Tim leur donne un cadeau.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel





Hoe weet je nou welke vorm je moet gebruiken?
Onderwerp

Lijd. vwp.

Meew. vwp.

me
te
le/la/l'
nous
vous
les
me
te
lui
nous
vous
leur
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Stappenplan!

1. Ontleed de zin
Onderwerp, lijd.vwp. of meew.vwp?
2. Naar welk woord wordt er verwezen?
Mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud of meervoud?
3. Zet het persoonlijk voornaamwoord in dezelfde vorm.


Slide 22 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel






Vormen van het persoonlijk voornaamwoord, afhankelijk van de functie in de zin:
Onderwerp

Lijd. vwp.

Meew. vwp.

me
te
le/la/l'
nous
vous
les
me
te
lui
nous
vous
leur
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

Slide 23 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel








Waar plaatsen we het persoonlijk voornaamwoord in de zin?
Als het persoonlijk voornaamwoord een lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp vervangt, komt het vóór de persoonsvorm te staan
Je chante la chanson.
Je la chante.

Elle donne un cadeau à sa soeur.
Elle lui donne un cadeau.
UITZONDERING:
Als er ook een infinitief (heel werkwoord) staat, komt het persoonlijk voornaamwoord vóór de infinitief:
Je veux chanter la chanson.
Je veux la chanter.

Slide 24 - Tekstslide





Vervang het onderstreepte zinsdeel. Schrijf de hele zin op.
Les Français aiment beaucoup les films artistiques.

Slide 25 - Open vraag





Vervang het onderstreepte zinsdeel

Les  élèves posent des questions à leur prof.

Slide 26 - Open vraag





Vervang het onderstreepte zinsdeel

Olivier donne un ticket de film à sa copine.

Slide 27 - Open vraag





Vervang het onderstreepte zinsdeel

Mes parents vont parler au directeur.

Slide 28 - Open vraag

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel








Wanneer gebruik je deze persoonlijke voornaamwoorden met nadruk?

  • Na c'est/ce sont
Qui est là? C'est moi!
  • Om iets te benadrukken
Elle, elle chante en français.
  • Na een voorzetsel (avec, chez, sans, pour ...)
Je veux chanter avec toi.

Slide 29 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel

Een persoonlijk voornaamwoord kan nadruk krijgen. In dat geval heeft het deze vormen:
moi
toi
lui/elle
nous
vous
eux/elles






Slide 30 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel








Speciale persoonlijke voornaamwoorden:

En 
Vervangt de + zelfstandig naamwoord. Betekent meestal: er(van), erover.

Stromae chante de sa vie. Stromae zingt over zijn leven.
Stromae en chante. Stromae zingt erover.

LET OP:
Als er een hoeveelheidswoord vóór het zelfstandig naamwoord staat, dan blijft dat staan.
Nike a vendu beaucoup de baskets.
Nike en a vendu beaucoup.

Slide 31 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel








Speciale persoonlijke voornaamwoorden:

Y
Vervangt à/dans/sur + zelfstandig naamwoord. Betekent meestal: er(heen), erin, erop.

Stromae donne un concert à Bruxelles. Stromae geeft een concert in Brussel.
Stromae y donne un concert. Stromae geeft er een concert.
Let op!
En en y vervangen NOOIT personen; alleen dingen of plaatsen. 

Slide 32 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel








Waar plaatsen we het persoonlijk voornaamwoord in de zin?
En en y komen vóór de persoonsvorm te staan, net als het lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.
Je parle de ma vie.
J'en parle.

Elle habite à Paris.
Elle y habite.
UITZONDERING:
Als er ook een infinitief (heel werkwoord) staat, komt het persoonlijk voornaamwoord vóór de infinitief.

Je veux habiter à Nijmegen.
Je veux y habiter.

Slide 33 - Tekstslide

(sleep blauw over rood)
Tu vas à la médiathèque? 
Oui, j'...vais pour faire mes devoirs.
Tu bois du thé?
Oui, j'.... bois tous les matins. 
As-tu un casque? 
Helas, j'.... ai plus. 
Tu vas au cinéma?
Bien sûr j'.... vais cet après-midi.
Tu es allé sur la piste noire? 
Oui, j’..... suis allé.
Vous êtes au café? 
Non, nous n’..... sommes pas encore.
J’ai deux frères, j’.... ai deux.
y
en
en
y
y
y
en

Slide 34 - Sleepvraag

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel









Meerdere persoonlijke voornaamwoorden in één zin? Gebruik dit schema om de volgorde te bepalen.

Slide 35 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel





Elle donne le livre à son frère.
onderwerp       lijd. vwp.          meew. vwp.
Elle le lui donne. 
Zij geeft het hem.

Slide 36 - Tekstslide





Vervang het onderstreepte zinsdeel

Les  élèves posent des questions à leur prof.

Slide 37 - Open vraag





Vervang het onderstreepte zinsdeel

Olivier donne un ticket de film  à sa petite amie.

Slide 38 - Open vraag

au travail-
les devoirs


apprendre het persoonlijk vnw.
faire 24 A - D











Slide 39 - Tekstslide

het persoonlijk voornaamwoord
😒🙁😐🙂😃

Slide 40 - Poll

au revoir! 

Slide 41 - Tekstslide