present perfect

Present perfect
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Present perfect

Slide 1 - Tekstslide

Today's tasks

- present perfect
- assignments
- nu engels of schrijven

Slide 2 - Tekstslide

have of has + voltooid deelwoord (met -ed of de derde vorm van het werkwoord)

Slide 3 - Tekstslide

Je gebruikt de present perfect:
- als een gebeurtenis in het verleden nu nog gevolgen heeft / van belang is

- als iets in het verleden is begonnen en nu nog doorgaat

- om te vertellen over ervaringen van jezelf of iemand anders

Slide 4 - Tekstslide

Signaalwoorden voor de present perfect

just – (daar)net, pas
ever – ooit, al eens
never – nog nooit
yet – al, nog
already – al
since – sinds, vanaf
for – gedurende, nu al

Slide 5 - Tekstslide

voorbeeld

Slide 6 - Tekstslide

voorbeeld

Slide 7 - Tekstslide

voorbeeld

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

summary

Slide 10 - Tekstslide

have and has
 have :is used with plural subjects and certain pronouns such as I, you, we, and they.


Has: is commonly used with the pronouns he, she, and it, which are all singular.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de juiste vorm van de present perfect?
  1. They have never seen / had never seen the ocean.
  2. You have became / have become really good at this!
  3. - I have visited / have visit New York only once.
  4. - She has always loved / has loved always hip-hop music.
  5. - They has worked / have worked all night.
  6. - My friend has fixed / have fixes her motorcycle.

Slide 12 - Tekstslide

awnsers
  1. - They have never seen / had never seen the ocean.
  2. - You have became / have become really good at this!
  3. - I have visited / have visit New York only once.
  4. - She has always loved / has loved always hip-hop music.
  5. - They has worked / have worked all night.
  6. - My friend has fixed / have fixes her motorcycle.

Slide 13 - Tekstslide

Geef de juiste vorm van de present perfect.
1.My mum and her friend [travel] far.
2.Her brother [live] in Japan.
3.That chair [creak].
4.Our gerbils [die].
5.You two [wait] a long time.
6.Sheri [disturb] me.

Slide 14 - Tekstslide

awnsers

Slide 15 - Tekstslide

nu Engels or writing for your exams

ZD-PO 4.3 = 68636

ZD-PO 3.3 = 78374

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide