haben en sein & der/die/das

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
* belangrijkste werkwoorden : haben en sein
* der/ die/ das
* beginnen met inleiding nieuw Kapitel en herhaling Lek 4, 5, 6

Slide 2 - Tekstslide

Samenvatting
uitzonderingen:  haben & sein

haben:                                           sein:
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
habe
hast
hat

haben
habt
haben
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
bin
bist
ist

sind
seid
sind
uitleg

Slide 3 - Tekstslide

sein (ich)
1/18
A
bin
B
bint
C
bist
D
seine

Slide 4 - Quizvraag

haben (ihr)
2/18
A
hat
B
habent
C
habt
D
hast

Slide 5 - Quizvraag

sein (du)
3/18
A
ist
B
bist
C
ist
D
binst

Slide 6 - Quizvraag

haben (Omar)
4/18
A
habe
B
hast
C
habt
D
hat

Slide 7 - Quizvraag

sein (wir)
5/18
A
sein
B
sind
C
seid
D
seind

Slide 8 - Quizvraag

haben (ich)
6/18
A
habe
B
hat
C
habt
D
hast

Slide 9 - Quizvraag

sein (die Autos)
7/18
A
sein
B
seid
C
sind
D
bist

Slide 10 - Quizvraag

haben (Sie)
8/18
A
hat
B
habt
C
habe
D
haben

Slide 11 - Quizvraag

sein (meine Mutter)
9/18
A
bin
B
bist
C
ist
D
sein

Slide 12 - Quizvraag

haben (du)
10/18

Slide 13 - Open vraag

haben (ich)
11/18

Slide 14 - Open vraag

sein (Maria)
12/18

Slide 15 - Open vraag

sein (ihr)
13/18

Slide 16 - Open vraag

sein (Frau Müller)
15/18

Slide 17 - Open vraag

haben (das Haus)
16/18

Slide 18 - Open vraag

sein (Sie)
17/18

Slide 19 - Open vraag

haben (die Freundinnen)
18/18

Slide 20 - Open vraag

Lidwoord:
der
mannelijke dieren
der Stier
der Elephant
mannelijke personen en beroepen
der Onkel
der Polizist
dagen en maanden
der Montag
der Januar

Slide 21 - Tekstslide

Lidwoord:
die
vrouwelijke dieren
die Kuh

vrouwelijke personen en beroepen
die Tante
die Ärztin
die Lehrerin
vaak: dingen die eindigen op -e
die Katze
die Lampe

Slide 22 - Tekstslide

Vrouwelijk
Ook woorden die eindigen op:

die Einheit
die Möglichkeit
die Freundschaft
die Übung
-heit
-keit
-schaft
-ung

Slide 23 - Tekstslide

Lidwoord:
das
vaak: het-woorden
het paard: das Pferd
het kind: das Kind
woorden op -chen:
das Mädchen
das Brötchen

Slide 24 - Tekstslide

der-die-das?
... Mädchen
A
die
B
das
C
der

Slide 25 - Quizvraag

(der, die, das) Mutter
A
der
B
die
C
das

Slide 26 - Quizvraag

der, die oder das?

Hengst
A
der
B
die
C
das

Slide 27 - Quizvraag

Der, die oder das?
Freiheit
A
der
B
die
C
das

Slide 28 - Quizvraag

der, die oder das?

Katze
A
der
B
die
C
das

Slide 29 - Quizvraag

Der, die oder das?

Ei
A
der
B
die
C
das

Slide 30 - Quizvraag

Der, die oder das?

Herausforderung
A
der
B
die
C
das

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide