31.05.2021 1MH herhaling getallen en haben en sein

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
* herhalen getallen
* belangrijkste werkwoorden : haben en sein
* quiz haben en sein

Slide 2 - Tekstslide

Hoe schrijf je honderd?

Slide 3 - Open vraag

Hoe schrijf je 48?

Slide 4 - Open vraag

Hoe schrijf je 361?

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
haben (hebben)
regel: stam + uitgang

haben
stam: -en eraf
-> hab


uitleg

Slide 8 - Tekstslide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e
st
t

en
t
en
haben -> uitzondering
hab
hab
hab

hab
hab
hab

ha
ha





st
t




de uitgangen bij du en er blijven hetzelfde, maar de stam verandert:
hab -> ha
uitleg

Slide 9 - Tekstslide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e
st
t

en
t
en
haben -> uitzondering
hab
ha
ha

hab
hab
hab
uitleg

Slide 10 - Tekstslide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
sein (zijn)
'sein' is (gelukkig!) 
het enige werkwoord dat van ich tot sie/Sie helemaal onregelmatig is!

uitleg

Slide 11 - Tekstslide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
bin
bist
ist

sind
seid
sind
sein -> uitzondering
uitleg

Slide 12 - Tekstslide

En nu jij!
Je krijgt 18 vragen:
  • 9x multiple choice
  • 9x open

Kan jij haben en sein al correct vervoegen?
uitleg

Slide 13 - Tekstslide

sein (ich)
1/18
A
bin
B
bint
C
bist
D
seine

Slide 14 - Quizvraag

haben (ihr)
2/18
A
hat
B
habent
C
habt
D
hast

Slide 15 - Quizvraag

sein (du)
3/18
A
ist
B
bist
C
ist
D
binst

Slide 16 - Quizvraag

haben (Omar)
4/18
A
habe
B
hast
C
habt
D
hat

Slide 17 - Quizvraag

sein (wir)
5/18
A
sein
B
sind
C
seid
D
seind

Slide 18 - Quizvraag

haben (ich)
6/18
A
habe
B
hat
C
habt
D
hast

Slide 19 - Quizvraag

sein (die Autos)
7/18
A
sein
B
seid
C
sind
D
bist

Slide 20 - Quizvraag

haben (Sie)
8/18
A
hat
B
habt
C
habe
D
haben

Slide 21 - Quizvraag

sein (meine Mutter)
9/18
A
bin
B
bist
C
ist
D
sein

Slide 22 - Quizvraag

haben (du)
10/18

Slide 23 - Open vraag

haben (ich)
11/18

Slide 24 - Open vraag

sein (Maria)
12/18

Slide 25 - Open vraag

sein (ihr)
13/18

Slide 26 - Open vraag

haben (wir)
14/18

Slide 27 - Open vraag

sein (Frau Müller)
15/18

Slide 28 - Open vraag

haben (das Haus)
16/18

Slide 29 - Open vraag

sein (Sie)
17/18

Slide 30 - Open vraag

haben (die Freundinnen)
18/18

Slide 31 - Open vraag

Samenvatting
uitzonderingen:  haben & sein

haben:                                           sein:
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
habe
hast
hat

haben
habt
haben
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
bin
bist
ist

sind
seid
sind
uitleg

Slide 32 - Tekstslide

slotwoord

Slide 33 - Tekstslide