verkleinwoorden onderbouw

categorie 10  - verkleinwoorden
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

categorie 10  - verkleinwoorden

Slide 1 - Tekstslide

dak- dakje
A
goed
B
fout

Slide 2 - Quizvraag

kat- katje
A
goed
B
fout

Slide 3 - Quizvraag

hand- handtje
A
goed
B
fout

Slide 4 - Quizvraag

handje

Slide 5 - Tekstslide

vrouw
Geheim
kip
huis 
broer
bloem
koe
pop
boom
-pje 
-tje 
-je 

Slide 6 - Sleepvraag

het bloempje

Slide 7 - Tekstslide

het boekje

Slide 8 - Tekstslide

het broertje

Slide 9 - Tekstslide

het filmpje

Slide 10 - Tekstslide

het huisje

Slide 11 - Tekstslide

het meisje

Slide 12 - Tekstslide

het raampje

Slide 13 - Tekstslide

het stoeltje

Slide 14 - Tekstslide

de boot - het bootje
A
goed
B
fout

Slide 15 - Quizvraag

de kus - het kustje
A
goed
B
fout

Slide 16 - Quizvraag

de stoel - het stoelje
A
goed
B
fout

Slide 17 - Quizvraag

het huis - het huisje
A
goed
B
fout

Slide 18 - Quizvraag

het raam - het raamje
A
goed
B
fout

Slide 19 - Quizvraag

Hoe schrijf je:

Het hek

Slide 20 - Open vraag

Hoe schrijf je:

De tafel

Slide 21 - Open vraag

Hoe schrijf je:

Het paard

Slide 22 - Open vraag

Hoe schrijf je:

Het boek

Slide 23 - Open vraag

Hoe schrijf je:

de vogel

Slide 24 - Open vraag